om het schoonste, wat dichtkunst en muziek in de 14e, 15e en 16e eeuw op onzen bodem voortbrachten, in een passende omgeving in een historische lijst ten tooneele te brengen.
In het eerste bedrijf krijgen we in een midden-eeuwsch ridderslot te hooren, wat de minstreels der 14e eeuw ten beste gaven en enkele der schoonste, toenmaals gebruikelijke kerkliederen.
Het tweede bedrijf, dat ons verplaatst in het midden van het burgerlijk leven der 15e eeuw, met zijn schat van huiselijke zangen, zijn bruiloftsliederen, zijn humor, is het meest omvangrijke deel van het werk. Daarin vooral zullen de koren, samengesteld uit 40 à 50 van Groningen's beste zangers en zangeressen zich veel doen hooren en zullen ook enkele oud-Hollandsche dansen, nationaal in den volsten zin des woords worden uitgevoerd.
In het slotbedrijf, dat ons verplaatst in de 16e eeuw en dat zooveel mogelijk een Groningsch karakter zal dragen, krijgen we dan tal van geuzenliederen, benevens enkele der oudste psalmen, en als slotstuk het gebed uit het zesde couplet van het oude Wilhelmus.
Voor de soli is de hoofdcommissie in onderhandeling met den heer en mevrouw Tijssen (tenor en sopraan) met mevrouw Julia Culp (alt) en den heer Orelio (bas). Verder tracht men zich de hulp te verzekeren van mej. Rika Hopper voor de gedeelten, die gereciteerd moeten worden.
De voorbereiding van het geheel is in handen van de heeren dr. A.W. van Geer, dr. J. Bergsma, Jhr. Mr. J.A. Feith, Mr. G.M. Doornbos en E. Clemens Schröner.
Dit is in hoofdtrekken het plan van dr. Van Geer, die reeds in 1897 te Dordrecht, in samenwerking, met dr. Kiewiet de Jonge aldaar, iets dergelijks heeft weten tot stand te brengen.