Voorkeur aan vreemde nijverheid.
Hooggeachte Redactie.
Dezer dagen verschillende werken van mijn betovergrootvader doorbladerende trof mij in zijn ‘Hollands Arkadia of Wandelingen in de omstreken van Haarlem’ (uitgegeven 1804) het volgende, waaruit blijkt, dat ook reeds toen het verkiezen van voortbrengselen van buitenlandsche industrie boven die onzer Nederlandsche nijverheid in ons land geen gewoon verschijnsel was.
Ter nadere toelichting zij medegedeeld, dat het gezelschap, dat in ‘Hollands Arkadia’ de ‘Omstreken van Haarlem’ bezocht, op de eerste wandeling in Zandvoort aangekomen, zich daar in de geschiedenis van dit dorp verdiept. De beschieting van Zandvoort door de Engelschen, een jaar geleden (1803) komt ter sprake. Antonie, een van 't gezelschap noemt nu den naam van een zekeren Matthijs Molenaar, die naar een in brand gestoken pinkje zwom en dat moedig onder het geschut van den vijand uitbluschte. Uit dankbaarheid werd hem een doos geschonken, die tot opschrift had 'n gedichtje, waarin zijn moedige daad werd geprezen. ‘Ik heb mij’ gaat Antonie voort ‘een doos laten schilderen in denzelfden smaak, als hij er een tot een geschenk gekregen heeft. Alleen heb ik, gelijk natuurlijk is, het versje er niet binnen in, dat Matthijs Molenaar heeft. Zie hier is de doos. Zij is in Haarlem geschilderd. 't Is inlandsch verlakt, dat wel tegen het Engelsche aan kan’. Een der wandelende dames zegt hierop: ‘Ja, als het den naam van Engelsch maar had. Althans verlakt uit een Haarlemsche Fabriek werd op een Haagsche kermis, terwijl men met de Engelschen in oorlog was, versmadelijk voorbijgegaan, zolang als het bekend stond voor Haarlemsch verlakt, maar toen men den kunstgreep gebruikte, om het voor Engelsch te verkoopen, toen was alles wel, en het ging weg als rook’.
Cornelis, een der andere wandelaars vervolgt:
‘Daar wij van dezen redenloozen tegen in tegen het Nationale spreeken, moet ik u in het voorbijgaan iets zeggen van het uitmuntend papier van den Fabrikant Kool aan de Zaan, dat tegen het Engelsch zo uitsteekend monsteren kan, en in prijs ver beneden hetzelve is. Dit was met den naam van den maker aan zeker Comptoir aangeboden; maar het beviel niet; Kool geraden zijnde om een Engelschen naam in hetzelve te zetten om de zwakheid der natie te gemoet te komen, weigerde zulks, maar liet zich overhalen om een Engelsch woord in hetzelve te plaatsen. Kool biedt zijn papier weder aan met zijn eigen merk. Maar vergeefsch, men beroept zich aan dat Comptoir op het papier met Engelsch Woord er in, ... als Kool zulk papier kon leveren. - En ziet: het was hetzelfde papier van Kool’.
Een vierde wandelaar vraagt: ‘Maar is dan onze Natie van die zucht tot het vreemde niet genezen?’ - Wij kunnen een eeuw later, helaas niet anders dan een ontkennend antwoord hierop geven.
Of de verklaring, die A. Loosjes Pz., den wandelaar Cornelis van die zucht tot het ‘vreemde’ laat laat geven, n.l.:
‘Onze Natie bestaat voor een groot gedeelte uit vreemdelingen, die, terwijl ze zich op onzen bodem verrijken, alles wat in hunne landen goed is of schijnt, als wonderen opvijselen’, de juiste is, laat ik daar.
Met de meeste hoogachting
Sneek, 19 April '06.
A. LOOSJES.