Allerlei.
Niet knap genoeg.
‘Hoe kan iemand te knap, te degelijk, te flink, zu tüchtig zijn? Wie vertaalt tüchtig voor mij?’
Zoo begint een stuk in het Christelijk Schoolblad van 7 Juni. De schrijver vertelt er in van een vergadering van Duitsche dominees en onderwijzers. Een dominee, die de vergadering voor 't eerst bijwoonde, verbaasde zich over de ontwikkeling van een onderwijzer, die als secretaris de notulen van de vorige vergadering zoo uitmuntend had opgesteld, en verder in oude en nieuwe talen, in theologische en andere kwesties thuis bleek te zijn, en zei later tot den dominee, die als voorzitter de vergadering geleid had: ‘Sie haben da einen tüchtigen Lehrer!’ De ander antwoordde: ‘Ja - zu tüchtig!’
Wat hij daarmede bedoelde, en welke beschouwingen de schrijver van het stuk in het Christelijk Schoolblad over 't geval houdt, doet hier niets ter zake. Wij wilden 't alleen hebben over die vraag, in den aanhef van zijn stuk: ‘Wie vertaalt tüchtig voor mij?’
De vertaling is, dunkt ons, niet twijfelachtig. Tüchtig is hier knap, en niets anders. ‘Wat een knappen onderwijzer heeft u!’ zei de eene predikant. ‘Ja, te knap!’ zei de ander. De schrijver in het Chr. Schoolblad geeft 't woord zelf aan, waar hij begint met te vragen: ‘Hoe kan iemand te knap, te degelijk, te flink, zu tüchtig zijn?’ Maar hij voegt er degelijk en flink bij, omdat knap hem niet bevredigt, en is dan nog niet voldaan.
Nu kan tüchtig zeker in een ander geval beter met degelijk vertaald worden, en in een derde met flink of ferm, en zoo meer; evenals een Duitscher, die onze taal goed kent, ons knap niet altijd met tüchtig zal vertalen. Dat hangt van den zin af.
Waarom is de schrijver in het Chr. Schbld. echter niet tevreden met knap en gebruikt hij verder in het stuk aldoor tüchtig, en waarom zien wij op dergelijke wijze in kranten en boeken telkens vreemde woorden gebruiken - en om het algemeene van het verschijnsel bepalen wij er hier de aandacht bij - alsof de Hollandsche vertaling slechts ten naaste bij of in 't geheel niet uitdrukt wat zij beteekenen? Wij gelooven dat 't veelal is, omdat de schrijvers in de vreemde taal, waaraan zij ontleenen, niet ‘knap’ genoeg zijn.