Verslag van de Algemeene Vergadering van Groep België op 8 April 1906 te Gent.
De zitting wordt geopend om 11 uur onder voorzitterschap van den Heer K. Lybaert, ondervoorzitter. De Heer Van Kerckhoven-Donnez, had zich laten verontschuldigen.
De Heer Meert, Secretaris, leest het verslag over het afgeloopen jaar. Daaruit blijkt, o.m. dat het ledental in 1905 gestegen is tot 1223, en dat het op 8 April geklommen is tot 1402.
Na goedkeuring van het verslag door de vergadering wordt de volgende motie aangenomen:
‘De Alg. Verg. van Groep B, op 8 April 1906, machtigt het Groepsbestuur om een beroep te doen op de Algemeenheid der leden van de Groep, tot het vrijwillig verhoogen der bijdrage tot een minimum van 5 frank.’
De Heer De Backer, lid van de Commissie tot nazicht der rekeningen, brengt hulde aan M. Meert voor zijn beheer der gelden en leest de volgende verklaring, die wordt goedgekeurd en waarvan de mededeeling in het Verslag beslist wordt.
‘Ik en de Heer De Hovre, daartoe aangesteld door de voorgaande Alg. Verg., hebben, ten huize van den Heer Meert de boekhouding nagezien, alle posten nagegaan en overrekend. Alles is met de meeste zorg gehouden. Eene enkele vergissing hadden we te herstellen, We hebben bevonden, dat de ontvangsten beliepen 4687,45 fr. de uitgaven 4181,43 fr. dat op 31 December 1905 in kas bleef 1290.00 fr,’
De vergadering benoemt beide Heeren opnieuw voor het volgende jaar. In de plaats van Prof. P. Fredericq, die als commissielid bedankt had, wordt hun Mej. R. De Guchtenaere benoemd.
Nadat het voorstel om punt 4 van de Dagorde tot later te verschuiven aanleiding gegeven heeft tot eene drukke bespreking, wordt overgegaan tot eene stemming. Het voorstel wordt verworpen door 35 tegen 17.
De wijzigingen aan de Grondslagen worden aangenomen, nadat M. Meert de nieuwe §§ bij art. 12 te voegen, toegelicht heeft.
De Heer A.C. Van der Cruyssen, van Antwerpen, vraagt eerst punt 12 van de dagorde te bespreken.
Er wordt beslist dit punt te behandelen na de verkiezing. De Bestuursleden, door de verschillende takken voorgesteld worden gekozen, nm. de H.H. Heuvelmans, Bossaerts, Schiltz (Antwerpen), De Raet (Brussel), Meert, Wasteels, Mej. R. De Guchtenare (Gent), Mej. C. Reyniers (Aalst), de H.H. Verschoren (Lier), Vermeersch (Charleroy), Eerw. M. Bernaerts (La Louvière), Claes (Namen).
De andere aangebleven bestuursleden zijn: J. Van Kerckhoven-Donnez (Antwerpen), Thelen (Brussel), Fredericq, Lybaert (Gent), Tack (Mechelen), Lefèvre (Oostende), Gevaert (Oudenaarde), allen aftredend in 1907. - Brijs (Aalst), Van der Cruyssen (Antwerpen), Kesler, Hooyer (Brussel), De Hovre (Gent), Herbert (Lokeren) aftredend in 1908.
De Heer K. Lybaert, verhinderd langer te blijven, wordt in het voorzitterschap vervangen door Mr. Thelen.
De Heer A C. Van der Cruyssen geeft eenige inlichtingen over de studie ‘Ons Taalrecht’ van de HH. Bossaerts, Plessers en Van Laer, en stelt voor het werk door Groep B. te laten uitgeven en aan alle leden van de Groep, zoo mogelijk van het A.N.V. te zenden.
De Heer Meert raadt ook de uitgave aan. Nochthans zou eene Commissie eerst dit werk moeten nazien, omdat de verantwoordelijkheid van het Verbond op het spel staat. Overigens, de financieele kwestie, hieraan verbonden, kan niet met kennis van zaken, door de vergadering behandeld worden. Hij stelt voor de volgende motie te stemmen:
‘De Vergadering wenscht dat de studie het licht zie, en gelast het Bestuur zich, in overleg met Tak Antwerpen, daarmede te belasten’
Na eenige bedenkingen door de HH. De Raet en Fassotte geopperd stemt de Vergadering een motie, door den Heer Rudelsheim namens Tak Antwerpen ingediend:
‘De Alg. Verg. Groep B acht noodzakelijk dat het verslag van de HH. Bossaerts, Plessers en Van Laer worde uitgegeven, en gelast het Bestuur om middelen te beramen dit in den kortst mogelijken tijd te doen.’
Het punt, van de samenstelling van een Commissie voor stoffelijke Vlaamsche belangen wordt door M. De Raet, van Brussel, toegelicht. Die Commissie zou doen voor de stoffelijke belangen, wat die van 1856 voor de taalbelangen deed. Voor het oogenblik zijn er twee kapitale kwestiën, waar zij over te handelen zou hebben, en wel ten eerste de ontdekking van koolmijnen in Limburg, en de vraag om een ekonomisch verbond te sluiten met Nederland. Spreker stelt voor nu reeds in den schoot van het Verbond eenige personen te benoemen, die als een kern zou vormen, en zich daarna andere bevoegden zouden toevoegen. De Heer De Raet kan voor het oogenblik niemand aanduiden.
De Heer Meert deelt mede dat het Groepsbestuur zich reeds heeft bezig gehouden met de vraag welke personen die Commissie zouden vormen.
Twee namen werden aangehouden. In de eerste plaats die van M. De Raet, zonder twijfel een der meest bevoegden in ons land, ten tweede die van den Heer L. Meert, handelaar en nijveraar te St. Nikolaas Het voorstel van den Heer Secretaris: ‘Het Bestuur van Groep B wordt gemachtigd buiten de HH. De Raet en Meert de andere leden van bedoelde Commissie te benoemen’ wordt met eenparigheid van stemmen aangenomen.
De Heer Van Renterghem, van Gent, in de onmogelijkheid zijnde de vergadering bij te wonen en er zijn voorstel tot inrichting van een perskantoor, te verdedigen, heeft een memorie van toelichting gestuurd:
‘Het inrichten van een Perskantoor dringt zich op als organisme van verweer en van onderzoek,