Zuid-Afrika.
Spreek- en schrijftaal.
Wanneer mag een woord uit de gemeenzame spreektaal in de schrijftaal worden opgenomen? Dat is een vraag, waarmede men zich tegenwoordig in Nederland het hoofd niet meer breekt. Een uitdrukking moet al heel gemeenzaam zijn, om niet te zeggen: gemeen, zal ze niet in de schrijftaal opgenomen mogen worden. Dat was nog niet zoo lang geleden gansch anders. Het geslacht is zoo oud nog niet, dat op school geleerd heeft, nooit heel voor zeer te schrijven, niet al voor reeds, niet mooi voor schoon, nooit wou voor wilde, enz. Als er voor een begrip een deftig, in den omgang ongebruikelijk, en een gemeenzaam, dagelijks gebruikt woord was, dan moest men het deftige schrijven. In de zinswending evenzoo. In weinige jaren is dat anders geworden. Het zou nu moeilijk gaan een lijn te trekken tusschen wat men zeggen en schrijven mag, althans in de keuze der woorden.
In Zuid-Afrika is dat met het Hollandsch nog anders, - wel begrijpelijk, omdat het Hollandsch er weinig of niet spreektaal is. Het is er overwegend schrijftaal. Men leert het uit de boeken. En die boeken zijn bijna uitsluitend uit den tijd, toen men het hier te lande onoorbaar achtte, vele woorden uit de dagelijksche omgangstaal in geschrifte op te nemen. Het Hollandsch van Zuid-Afrika, hoe vloeiend door verscheiden Afrikaanders geschreven, heeft daardoor somwijlen iets schoolsch; trouwens niet erger dan nog bij velen hier te lande.
Maar nu is in de laatste paar jaren, ook onder den invloed van de taalvereenvoudiging, door den Zuid-Afrikaanschen Taalbond ingevoerd, ginds een verlangen naar losser schrijftaal gekomen. Daartoe wil men een aantal woorden, die men in de spreektaal - overwegend het Afrikaansch - gebruikt, in de schrijftaal opnemen. Dat heeft de Taalbond van den aanvang af goed en noodig gevonden, maar hij handelde verstandig, dunkt ons, om de deur niet wagenwijd open te zetten. Het gevaar was dan groot, dat Engelsche woorden en uitdrukkingen bij karrevrachten ingevoerd werden. De Taalbond benoemde een raadgevende commissie, die beoordeelen zou, welke woorden uit de spreektaal in de schrijftaal opgenomen mochten worden. Die commissie bestaat uit de heeren P.J.G. de Vos, E.C. Godee-Molsbergen en W.J. Viljoen, allen hoogleeraar te Stellenbosch. In de Unie, het maandblad van de Zuid Afrikaanse Onderwijzers Unie, van Maart geeft de commissie nu een lijst van woorden, die h.i. in de Hollandsche schrijftaal van Zuid-Afrika burgerrecht verdienen.
De lijst is te lang - al is zij niet als een volledige lijst bedoeld - om hier geheel over te nemen, maar ziehier eenige voorbeelden: Aardig (ook in den zin van onaangenaam), achteros, achterrijder, afnemen, afnemer (fotograaf? of klant? - N), assegaai, baadje, baar, beestevleesch, biltong, blatjang, bobotie, bokmakierie, bottel (ter onderscheiding van flesch), citroen (Eng. citron), donga, drift, flauw (in den zin van moe), jachten (naast jagen, Eng. to hunt), jachter (naast jager), jongens (in den zin van gekleurde arbeiders), kambroo, kapje, karba, karroo, katjepiering (naam van een bloem), kierie, klip, kloof, knopkierie, kombaars (syn. van deken), land (grond, akker), uitspanning (uitspanningsplaats), veldschoen, vuurhoutje (voor lucifer) enz.
Van vele van deze woorden zou men geneigd zijn te denken, dat het nauwelijks de vraag geweest kan zijn of ze in de Hollandsche schrijftaal van Zuid-Afrika opgenomen mochten worden; b.v. achter-