Nederl. studeerenden te Rome.
Mijne ondervinding op het punt van Italiaansche permesso's deed mij eenigszins verbaasd staan over den klager in het Handelsblad, die zich veel teleurstelling had kunnen besparen door zich eerst goed op de hoogte van de zaak te stellen. Zeker is het niet aangenaam te Rome aan het consulaat Duitsch te moeten spreken, vooral nu de consul (het is immers nog de heer Moleschott) zoon van een onzer meest bekende Nederlandsche geleerden is. Hij vooral moest het Hollandsch hoog houden. Wat echter het ‘permesso’ aangaat, nòch consul nòch gezant zijn bij machte die rechtstreeks te bezorgen. Had de klager zijn Baedeker goed gelezen, dan zou hij gezien hebben dat hij, als archeoloog of kunstgeleerde, zich moest aanmelden als zoodanig bij een der archeologische instituten te Rome. Zoover ik weet is er een Fransch en een Duitsch, alleen de Fransche of Duitsche Secretaris van deze Instituten konden hem onmiddellijk helpen. Vroeger moest men als schilder zich bij den consul vervoegen. Wegens het vele misbruik dat hiervan werd gemaakt, moet men nu zijn lidmaatschapskaart toonen van eene Academie, hetzij van eene Italiaansche, hetzij van eene in het land, waar men woont. (Voor langer verblijf voorzien van portret evenals bij de spoorwegen.)
Voor zestig cent en een fooi heeft men dan overal gratis toegang.
Indien men geen Baedeker heeft, is ieder Museum-Directeur in Italië bereid elken vrager op dit punt in te lichten, en ik heb zonder eenige moeite of voortuitzenden van papieren deze permesso's gekregen. Voor langer verblijf is het medenemen van een buitenlandsche pas in Italië altijd zeer aan te raden.
Het gaat niet aan een ander de schuld te geven, wanneer men zelf den verkeerden weg inslaat.
Rotterdam.
E. Baelde.
Aan het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verb., Singel, Dordrecht.
Geacht Bestuur.
In de Sept. aflevering van ‘Neerlandia’ op bladzijde 182, vond ik onder de rubriek ‘Van de Boeken-Commissie’ eene opsomming van kranten, naar de verschillende groote handelsplaatsen gestuurd. Zou ik in dat versturen het kwaad zien - dat ware onzin; hoe meer er gedaan wordt om de Nederlandsche lectuur te bevorderen, hoe meer men gezind is tot levendige toejuiching. Maar er is meer. Duidt het mij niet ten kwade, als ik opmerk, dat ik in die opsomming geen enkele Katholieke krant vond. Ik wil nog gelooven, dat er onder die zeelui of reizigers weinig Katholieken zijn (?), maar waarom die kranten gepubliceerd? Is het het Bestuur onbekend, dat er wantrouwen heerscht, jegens het verbond, onder de Katholieken? En niet met eenig recht? Ik ken verscheidene Katholieken, die het, als ik, betreuren, dat er zoo weinig geloofsgenooten leden zijn en zij wijzen mij naar het groote aantal andersdenkenden. Waarschijnlijk zijn er meer van hunne meening.
Waaraan het ligt? Ik durf hierover niet oordeelen. Maar wie zal mij wijsmaken dat er onder de Katholieken geen ijverige strevers zouden zijn voor de ‘Verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen Stam’ en voor het andere groote doel - en wie zou er onder hen niet willen meegaan met de zuivere middelen, die het Verbond tot de zijne kiest? Ligt het aan de propaganda in de Zuidelijke streken van ons land? Ware het niet te wenschen, dat daar ook het Verbond bekend werd?
Maar juist daarom is het noodzakelijk, dat het Verbond voorzichtig zij; in zijn orgaan en in zijne uitlatingen.
Het groote beginsel: dat het Verbond geen kerkelijke, noch staatkundige partij kent, zal niet gehandhaafd worden, door eene publikatie, als bovengenoemd. Slechts in gemeenschappelijk samenzijn van alle gezindten - wanneer haar schoon en zuiver doel niet gewantrouwd wordt - kan dit geen kwaad en het Verbond zal dan veel vrijer zijn.
Ik hoop, Geacht Bestuur, dat U begrepen hebt, wat de reden tot dit schrijven is; tevens, dat U het slechts opvat, als een raad, om toch niet een zeer groot gedeelte der Nederlanders in wantrouwen jegens het Verbond te laten. Mijn wensch is, dat er Broederschap bestaat in het Nederlandsch Verbond, maar eerst dat alle ware Nederlanders er in vertegenwoordigd zijn.
Van mijn kant heb ik altijd ontkend, dat het Verbond eenzijdig is, maar hoe te bepleiten, wanneer, met de groote ledenlijst, nog andere bewijzen er tegen zijn?
Zijt overtuigd van mijne goede gevoelens.
Met de meeste hoogachting,
Henri van der Putt.
Dave (bij Namen).
Naar aanleiding van dit schrijven wijst het Hoofdbestuur er nogmaals met nadruk op, dat art. 4 der Statuten: Het Verbond kent kerkelijke noch staatkundige partij, geen holle klank is.
Katholieken hebben zitting in onze besturen wijlen Dr. Schaepman behoorde tot de oprichters en was in leven ondervoorzitter.
Niet minder dan de inzender betreurt het Hoofdbestuur, dat de Katholieken, zeker niet minder goede Vaderlanders dan anderen, in grooten getale voor het Verbond onverschillig zijn gebleven.
Vooral in de Katholieke provinciën is het ledental gering.
Het Hoofdbestuur weet daarvoor geen verklaring te vinden.
De lijst der dagbladen mag geen reden zijn, want de herhaalde opwekking in Neerlandia om kranten af te staan voor de Zeemanshuizen hield geen enkele beperking in omtrent de richting der bladen.
Katholieke zijn niet aangeboden, maar zullen even welkom zijn als andere.