Reciteer- en Debating-Club.
Onder dezen bastaard-titel bestaan hier in deze tweetalige provincie verscheidene vereenigingen, die 't goede doel beoogen de Friesche jongelingschap zich beter thuis te doen gevoelen in de algemeene Nederlandsche taal. Men maakt kennis met de letterkunde, men draagt gedichten en proza meer of min verdienstelijk voor, houdt daar zelfs wedstrijden in, levert opstellen, houdt toespraken en redevoeringen voor de vuist, in één woord, men oefent zich in 't gebruik der Nederlandsche taal - en berust er in, zoo'n on-nederlandschen naam te dragen. De naam is niet Fransch, niet Engelsch, een mengelmoes van 't een en ander, een echte bastaard, als deze contradictio in terminis er mee door kan.
Wie helpt ons aan een naam, die 't loffelijk streven kort en krachtig uitdrukt?
Wons.
J.J. Floor.
De Heer Floor bewijst door het stellen reeds van deze vraag, dat het antwoord niet gemakkelijk is. Anders had hij zelf de oplossing er wel bij gegeven; de Zuid-Afrikaansche lucht zal op zijn taalvermogen wel niet zoo slecht hebben gewerkt.
Eerst club. Zooals wij dat Engelsch geschreven woord uitspreken, zou een Engelschman het in het geheel niet verstaan; bij ons zou het klup moeten zijn, geheel Hollandsch geworden. Maar wij storen ons aan die werkelijkheid weinig, daar wij ook nog steeds spreken van trem en reels en zoo, terwijl we meestal tram en rails schrijven. De vraag is, is club, met een stevige Hollandsche u als in hut en stut en met een ouderwetsche p aan het eind, ook in Engelsche schrijfwijze te beschouwen als een aangenomen woord? 't Gebruik zegt ja.
En dan Reciteer. Wat zouden wij daarvoor zeggen? Voordracht? Hetzelfde is het niet. Reciteeren is uitsluitend van verzen; voordragen doet men ook stukjes. De nieuwste vinding is zeggen en zegging; maar dat is een mode, een manier, enkel op een bepaalde wijze van lezen toepasselijk, en zeker verre van algemeen. Bovendien onze reciteergezelschappen zijn van ouden huize en hebben dus verkregen recht; het woord is eigen geworden. Rest nog Debating. Hoe een argeloos mensch dat woord moet bekijken is een zieleraadsel; hij hanteert het in den beginne ongetwijfeld als een kat een vergiftigde bokking; er is een luchtje aan. Hij hoort diebeeting maar doorgrondt het niet. Daarvoor kan men hem debatteeren en debat ver-