Neerlandia. Jaargang 9
(1905)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-IndiëEen botsing.De Javabode, de mogelijkheid van de al of niet toelating van inlanders op de Europeesche scholen in Indië besprekende zegt ten slotte: ‘Is het in den grond niet treurig, dat een vereeniging als het A.N.V. de regeering moet verzoeken om de inlanders zooveel mogelijk van de Europeesche scholen te weren?’ Sinjo FransGa naar voetnoot1), de noodzakelijkheid betoogende van het oprichten van onderwijs- en opvoedgestichten voor verwaarloosde Indo-kinderen, schrijft: ‘En wat het kosten zal? In alle gevallen niet zooveel als wat geestdrijvers denken uit te trekken aan scholen voor inlanders, die voorloopig zulke onpractische geleerdheid en vooral de Hollandsche taal nog niet noodig hebben.’ Ook hier dus tegenstrijdige meeningen. De Javabode slaakt bovenstaande verzuchting, naar aanleiding van het verzoek door het Groepsbestuur in Indië, gericht tot de Regeering, om bij toelating van inlanders tot de openbare Europ. lagere scholen, de eischen omtrent de kennis van 't Nederlandsch streng toe te passenGa naar voetnoot2), waardoor de stroom van inlanders naar die scholen gestuit zal worden. Zij betreurt dit hoewel zij de noodzakelijkheid van den stap door het Groepsbestuur gedaan, erkent, maar vraagt: ‘Wie doet er nu ook eens wat voor de inlanders, die om Hollandsch vragen?’ Sinjo Frans strijdt voor de behoeften, voor de toekomst, van die talrijke Indo's, die door gebrek aan opvoeding en ontwikkeling tot blijvende armoede veroordeeld, naar het anarchisme gedreven worden; met schrille kleuren schildert hij hun achterlijken, ja ellendigen toestand, hij pleit voor het oprichten van opvoedingshuizen en armenscholen, bespreekt de plannen van den Indischen Bond om over te gaan tot oprichting van een Landbouwdorp, in verband met een regeeringsbesluit van Maart 1903, waardoor aan minvermogende Europeanen gronden in erfpacht kunnen worden afgestaan; klaagt er over, dat o.a. door te geringe bekendmaking, door te groote angstvalligheid in de toelating, zoo weinigen nog van die mildere regeeringsbepalingen hebben gebruik gemaakt en hoopt dat door de plannen van den Indischen Bond nu meer zal worden uitgewerkt, waartoe hij ook eenige practische wenken geeft. Hij spoort tevens de Indo's aan de | |
[pagina 209]
| |
handen uit de mouwen te steken, en wijst hen op hunne tekortkomingen. Sinjo Frans, wiens opstel, - als komende uit de pen van een Indo, die de belangen en nooden zijner stamgenooten bij uitstek schijnt te kennen - tenvolle de aandacht verdient, zegt ten slotte: ‘wanneer niets gedaan wordt om door goede opvoeding het gehalte der Indo-kinderen te verbeteren, wanneer èn in geschriften èn door ingrijpen van den Staat niet aanhoudend gehamerd wordt op 't aanbeeld: het gehalte der Indo's moet door opvoeding worden verhoogd, zal ten eeuwigen dage het pauper vraagstuk een vraagstuk blijven’. Beider beroep op steun is niet alleen natuurlijk, maar zal ernstig in overweging moeten genomen worden, want zonder hulp zullen noch de Indo's tot een dragelijk bestaan, noch de inlanders, die zich willen ontwikkelen, tot goede Nederlandsche worden gemaakt, de eenen zullen geheel verinlandschen, de anderen zullen naar een opvoeding op Engelsche leest gedreven worden. En indien de laatsten bevoordeeld worden boven de eersten kan een botsing haast niet uitblijven. Het Groepsbestuur schijnt als beginsel te hebben aangenomen dat de Nederlanders der koloniën moeten voorgaan, dat het beter is te helpen zorgen, dat deze den staat van Nederlander niet verliezen, dan te trachten anderen, die het nog niet zijn Nederlander te maken. Dit beginsel is te billijken, maar zoolang het A.N.V. niet over ruimer middelen kan beschikken, kan het zelf voor de Indo's al heel weinig doen. De hoop moet dan ook gevestigd blijven op den steun der Regeering. Waar de heer Fock als Kamerlid, in de vergadering van 25 November 1903, met nadruk op het verleenen van subsidie voor de voorbereidende scholen aandrong mag de verwachting worden uitgesproken, dat hij als minister die subsidie, of op andere wijze steun zal verleenen. Hoe langer hoe dringender wordt de eisch tot staatshulp. Indië verkeert in dit opzicht in een uitzonderingstoestand; waar vele kinderen, door de nu eenmaal bestaande omstandigheden, door geen of zeer onvoldoende kennis van Nederlandsch, van het onderwijs op een openbare school verstoken blijven of daarvan weinig nut trekken - het peil van het onderwijs zelf omlaag houden - zal die toestand steeds verergeren; het aantal ongeschikten vermeerdert gestadig. Goed, en allerwege gegeven, voorbereidend onderwijs zal in de eerste plaats verbetering aanbrengen, en wanneer dit er eenmaal is, zullen de leergierige inlanders daarvan kunnen en moeten gebruik maken. Naar een stem als van Sinjo Frans, gesteund door den Indischen Bond, moet geluisterd worden. Te lang is de zaak op haar beloop gelaten. Een der beste middelen om de beginselen van het A.N.V. te verbreiden is LEDEN WERVEN. |
|