De Vrouw en het Algemeen Nederlandsch Verbond.
(Gedeelte van een opstel in Ons Volksbestaan, maandblad der Groep Ned.-Indië)
Gelukkig valt in de laatste jaren, vooral ook dank zij het streven van het A.N.V., met betrekking tot de liefde voor onze taal, een groote vooruitgang te bespeuren. Waar het nog niet zoo lang geleden is, dat als regel beschaafde Nederlanders zich beroemden op hun bekendheid met de voortbrengselen van vreemde letterkunde, terwijl die der vaderlandsche schrijvers hun onbekend waren; dat Hollandsche ouders voor hun jonge kinderen Fransche en Engelsche kindermeiden namen, omdat ze er een eer in stelden dat hun kroost eerder die vreemde talen nabrabbelde, dan hun eigen taal, - beginnen die voorbeelden tegenwoordig gelukkig langzamerhand te verminderen. Het schijnt, dat de Nederlanders zich hun taal meer bewust gaan worden, dat de liefde voor die taal, die zoo lang sluimerde schijnt te ontwaken. Maar nog is ze niet bij ieder gewekt, nog heerscht bij velen onverschilligheid. En nu lijkt het mij vooral de taak der vrouwen de liefde tot onze taal zooveel mogelijk te bevorderen, aan te kweeken en te verzorgen. Laat de man, die nu eenmaal nog meer bestemd is voor het leven in de groote maatschappij, de taal trachten uit te breiden door versterking en aanknooping van handelsbetrekkingen, door steuning van de nijverheid, van het onderwijs aan buitenlanders, enz., de vrouw kan in engeren zin met evenveel vrucht werkzaam zijn, door bij de mannen de liefde aan te kweeken, die hen tot daden aanzet.
De allereerste, die daartoe mee kan werken, is de moeder in haar gezin, want, waar toch de vader, den geheelen dag aan zijn zaken, zijn werk is gebonden, komt veelal op haar de geestelijke leiding harer kinderen neer. Laat zij hen dus vertrouwd maken met het schoone, dat onze taal biedt. Wanneer hebben sprookjes en verhalen den kinderen mooier geklonken dan toen Moeder ze hun vertelde? Haar stem is voor hen een liefelijke muziek, die het eenvoudigste aantrekkelijk en bekoorlijk maakt. En is dat met kleinen zóó, zou het dan met de grootere, zelfs volwassen kinderen niet het geval zijn? Daarom moet de moeder met haar kinderen lezen en herlezen, wat schoon is en mooi; haar tact en gevoel geven haar aan, wat zij de jeugd kan voortzetten. Laat haar stem hun op eigen manier verklaren, wat hun daarin nog niet duidelijk is; en ongetwijfeld zal dat op hen veel meer indruk maken, dan wanneer die dingen op school behandeld worden in de letterkundeles, al moge de verklaring der moeilijkheden daar ook zaakrijker en nauwkeuriger zijn. Me dunkt, haar dochters zullen nog naar andere boeken gaan grijpen, dan Marlitt en Eschtruth - liefst nog vertaald en hoe? - haar zoons zullen zin krijgen in andere lectuur dan detective romans, en ze zullen genoeg taalliefde verwerven, om zich voortaan te ergeren aan de ruwe taal hunner makkers - in het oog van menig aankomend jongmensch het toppunt van mannelijkheid! Juist voor haar zonen zou de invloed der moeders ook in dat opzicht zoo zegenrijk kunnen zijn. Vreest niet, Moeders, dat gij ze daardoor verweekelijkt, een ieder ziet het immers graag in een man, dat hij gevoel voor het schoone toont, - dat is niet onmannelijk. Hoe mooi zegt Mej. Kooistra in haar Zedelijke opvoeding: ‘Geen man kan een hoogzedelijk mensch zijn, als hij naast mannelijke kracht, geen vrouwelijk gevoel bezit.’
Verbreiding van het Nederlandsche lied - is nog iets, waartoe de vrouw uitstekend kan meewerken. Waar velen nog meer bekoord worden door een vrouwenstem dan door het zwaardere geluid van den man, zullen onze Nederlandsche liederen, door vrouwen gezongen, veel ingang vinden.
Ziedaar vrouwen, wat ik mij voorstel, dat de vrouw kan kan doen voor het A.N.V. buiten het zakelijke leden-winnen. Laten allen, die zich daartoe instaat achten, haar krachten aanwenden, om zóó het Verbond te steunen en het schoone doel te bereiken: handhaving en verbreiding van onze Moedertaal.