West-Indië
Groep Ned. Antillen.
Maandag 30 Jan. hield deze groep een bestuursvergadering, ten kantore van den heer Ed. S. Lansberg.
Besloten werd o.m. een adres tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal te richten en daarin instemming te betuigen met het adres der Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen inzake de Wet op het Nederlanderschap en tevens de noodzakelijkheid te betoogen, voor onze kolonie, van eene wijziging in bovengenoemde wet.
Aangevoerd werd dat dit eene zaak is die in het bizonder de kolonie Curaçao ter harte moet gaan.
Immers vele Curaçaonaars verlaten hun land om zich in den vreemde te vestigen. Bovengenoemd artikel van de wet van 1892 kan ten gevolge hebben dat deze plotseling hun Nederlanderschap zullen verliezen, indien zij verzuimen, dikwijls door omstandigheden buiten hun wil, te voldoen aan de verplichtingen hun door de wet opgelegd. Wanneer dan bijv. bij voorkomende onlusten het stationsschip naar een der republieken werd gezonden om de Nederlanders te beschermen, zou menigeen tot zijn verbazing ontdekken geen Nederlander meer te wezen en geen recht te hebben op bescherming. Ook wanneer een Curaçaonaar gedwongen werd onder een vreemde natie ten strijde te trekken, zou hij zich nimmer voor dezen