Oost-Indië
Een Groepsorgaan.
Midden Januari heeft het Bestuur van Groep N.-I. het eerste nummer doen verschijnen van Ons Volksbestaan. De moeilijkheid om mededeelingen deze groep betreffende door middel van Neerlandia tijdig onder de aandacht der Indische leden te brengen, heeft tot de uitgave van het blad doen besluiten. Het heeft geenszins de bedoeling het hoofdorgaan uit Nederland te vervangen; het verschijnt als welkome aanvulling, voorloopig wanneer er voldoende stof is.
In ‘een woord vooraf’ zegt Ds. A.S. Carpentier Alting, de ondervoorzitter der groep, over de roeping van het A.N.V. in Indië:
‘Wij leven hier te midden van millioenen van Inlandsche afkomst, met ons onderdanen van dezelfde Vorstin, in zekeren zin burgers van hetzelfde Vaderland, toch nog van ons zoo ver gescheiden door verschil in taal en zeden; toch nog zoo weinig gevoelende van 't geen ons kleine Vaderland groot maakt te midden der volken. Ons omringen overal vreemdelingen van Oostersche of Westersche afkomst die we gaarne als onze medeburgers begroeten, maar die niets kunnen gevoelen voor 't geen den Nederlander heilig is. En te midden van die allen willen wij opkomen voor Nederlands rechten en belangen, hoog opheffen den standaard van ons volksbestaan. Dat te doen is de roeping van de groep Nederlandsch-Indië van het Algemeen Nederlandsch Verbond; daartoe mede te werken is de taak die ook dit blad wil vervullen.’
Verder nog deze woorden, welke de vele nog niet aangesloten Nederlanders in alle werelddeelen zich voor gezegd mogen houden:
‘Wij doen zoo bitter weinig. Traagheid - ten onrechte bedachtzaamheid genoemd - is een der fouten van ons volkskarakter. Wij worden zoo moeilijk met geestdrift vervuld; opgewondenheid blijft gelukkig verre van ons, maar opgewektheid missen we ook. We gelooven gaarne dat 't buiten ons om ook wel gaan zal. Laten wij daarin verandering brengen. Van ons moet uitgaan die bezieling die de “verstandigen” doet glimlachen, die door den sleur wordt veroordeeld, maar die allen aanvuurt tot groote daden. Doen, werken, arbeiden, deze zijn onze verlossingswoorden. Daartoe opwekken, aanvuren ook het geslacht dat na ons komt, daarvoor wegen openen, middelen beramen, dat is de plicht ons Nederlanders opgelegd.
De volken met elkaar in edelen wedstrijd om goed en daardoor groot te zijn en daardoor grooter en gelukkiger te maken 't geheel der volken, dat is 't wat we verlangen, waarvoor we werken moeten. Dat zal alleen dan eens tot werkelijkheid worden, wanneer ieder met woord en daad opkomt voor deze beginselen. Dat zal meer en meer zoo zijn, wanneer wij, leden van ons Verbond, doen wat we kunnen in 't belang van den Nederlandschen Stam.’
Het nummer bevat voorts een opwekkingswoord van de propaganda-commissie, tevens redactie: de heeren H.A. Kooij, J.W. Roessingh van Iterson J. Azn. en F. Reijsenbach Hzn., een redevoering over ‘Ons streven en werken in het belang der Nederlandsche Taal’ van den heer Th.J.A. Hilgers en verslagen van bestuursvergaderingen.
De Locomotief heeft een waardeerend artikel aan het Groepsorgaan gewijd, ofschoon het de voorkeur zou geven aan ‘De Nederlandsche Stam’ boven ‘Ons Volksbestaan’, daar de laatste naam te veel doet denken aan een zelfstandige natie binnen staatkundige grenzen, terwijl het A.N.V. den Ned. Stam over de geheele wereld omvatten wil.
Hoe dit zij: moge het Indische bij blad krachtig medewerken tot uitbreiding van het A.N.V. in de tropische gewesten en tot vervulling der bizondere roeping die het daar heeft.