Aan het volk van Nederland!
Heden verlaten wij Holland om onzen bedeltocht in België en Zwitserland voort te zetten. Maar wij kunnen niet vertrekken zonder nu reeds voorloopig onzen hartelijken dank te brengen aan het geheele Nederlandsche volk, dat wederom getoond heeft, hoe warm het blijft gevoelen voor onze arme Afrikaners en hunne groote zaak.
Dank, duizendmaal dank voor Uw hulp.
En hoe verheugt het ons het hart, te zien dat ons woord, ons verhaal van het lijden nawerkt. Van alle plaatsen, waar wij gesproken hebben, komen nog steeds giften in.
Helpt ons, blijft ons dan steunen, ook nu onze plicht ons roept uit Uw midden, waar wij zoo gaarne langer hadden gebleven.
Wij smeeken er U om, wij vragen het U, en durven met vertrouwen en vrijmoedigheid het U vragen voor ons volk, dat zijn kinderen wil zien opgroeien in de taal hunner moeders, de taal waarvoor wij gestreden en geleden hebben en die ook Uw taal is, het kostbare kleinood, dat men ons wil ontnemen om ons volksbestaan geheel te vernietigen en ons te vervreemden van ons eigen nationaal leven en onze stamverwanten, de Nederlandsche natie.
Blijft Uw giften dan zenden, zelfs nu wij van U zijn. De penningmeester der Ned. Z.A. Vereeniging te Amsterdam zal ze gaarne van U in ontvangst nemen.
(Gen.) Kritzinger,
(Ds.) P.S. van Heerden.
Dordrecht, 12 Januari 1905.