Billijke prijs.
De heer Constant H. Peeters te Schaffen bij Diest schrijft naar aanleiding van het stukje van den heer Van Stolle over Barbarismen in het Octobernummer 't volgende:
In mijn vorigen brief schreef ik dat de uitdrukking billijke prijs niet voor een germanisme moet beschouwd worden en dat ze dezelfde beteekenis heeft als civiele of matige prijs. Hierdoor wilde ik natuurlijk geenszins beweren dat er tusschen de woorden billijk en matig niet een zekere nuance, een licht onderscheid bestaat. Dit onderscheid wil m.d. de heer G. van Stolk in zijn antwoord overdrijven: hij zegt dat matige prijs aanduidt een prijs, die maat houdt met kleine beurzen. Ik, ten minste, denk er anders over en meen nl. dat het eigenlijk beteekent een prijs, die maat houdt met de gewone prijzen: de prijs van een edelsteen b.v., waarvoor een kolossale som gelds geëischt wordt, kan heel matig zijn zonder maat te houden met kleine beurzen.
Van een anderen kant vind ik niet dat billijk uitsluitend wil zeggen door de gemaakte kosten gerechtvaardigd, maar ook, en wel meestendeels, door de gewone prijzen gerechtvaardigd. Zoo zou een verkooper zich heel juist uitdrukken met te zeggen: Wanneer men nagaat wat zulke waar gewoonlijk (of elders) verkocht wordt, moet men bekennen dat ik mijn prijzen zoo billijk mogelijk gesteld heb. Beide synoniemen dienen dus zoo ver niet van elkaar gebracht te worden.
Dat de heer v. S. het niet al te zeer opheeft met het woord billijk is een persoonlijke afkeer van zijnentwege, waarvan ik zoo min de gevolgen kan dragen als hij die van mijn hekel tegen de uitdrukking in den regel (misschien ook wel een soort van windmolen), welke hij bezigt in hetzelfde no. 10, op bl. 136, van dit blad, alhoewel ze door vele taalkundigen als een wraakbaar germanisme (D. in der Regel) wordt aangeklaagd.