Allerlei
Hoe een klein land groot kan zijn.
Koning Leopold van België heeft op Nieuwjaarsdag de leden van den Senaat en die van de Kamer bij zich ontvangen en hun toegesproken. Die twee toespraken hebben gerucht gemaakt. Het was kloeke taal, bemoedigend voor het volk, tot welks vertegenwoordigers ze gericht waren. Dat volk behoort voor de meerderheid tot den Nederlandschen stam. Daarom mogen er hier, in het orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond, een paar aanhalingen uit die toespraken worden gedaan, vooral waar ook het eigenlijke Nederland er wijsheid uit kan putten. Is dat woord: ‘een land is nooit klein,
| |
wanneer het door de zee wordt begrensd’ niet ook voor Nederland gesproken?
Zoo zeide dan koning Leopold tot de heeren van den Senaat:
Een land is nooit klein, wanneer het door de zee wordt begrensd. Dat al de bedrijvigheid, al het vernuft, die in ons land opborrelen, hun dienst verrichten en van België een grooter België maken!
Laat ons betrouwen stellen in ons zelven. Wij zijn, ik herhaal het, een krachtig en sterk ras; wij zijn werkzaam en verstandig. Laat ons allen werken, met één gedachte; en welke onze belooning weze, laat ons allen werken voor elkander; want in een land mogen er enkel kinderen van een zelfde land wezen.
En tot de heeren van de Kamer:
Wij treden het laatste kwart eeuw van ons onafhankelijk bestaan in. Dat is een beslissend tijdperk. Wij hebben gedurende onze vijf en zeventig eerste jaren blijken gegeven van een bewonderenswaardige krachtdadigheid en groote dingen verricht.
Het is in den loop van deze beginnende vijf en twintig jaren, dat België de volle maat van zijn verzamelde krachten zal kunnen geven.
Wat al groote dingen kan men doen in vijf en twintig jaren! Er bestaan, wat ik wonderen der vaderlandsliefde zou heeten, mijneheeren.
Ziet verre van u, naar het uiterste Oosten. In vroegere jaren heb ik die streken doorkruist. De zaken zijn thans sterk van voorkomen veranderd. Japan was toen een curiositeit. Ziet, wat het nu geworden is, tot welken rang het geklommen is, door zijne vaderlandsliefde, de inrichting en de tucht. Japan van heden bezit een bewonderenswaardig leger en vloot. Dat alles, mijneheeren, werd verricht in vijf en twintig jaar!
Ziet dichter bij ons; dat groote Duitsche rijk, bestierd door een verlichten keizer, erfgenaam van een doorluchtige dynastie, en gevormd door groote voorbeelden, heeft het de verovering ter zee ondernomen. Duitschland bezit thans eene der eerste handelsvloten der wereld. En dat alles werd verricht in vijf-en-twintig jaren.
Ziedaar, mijneheeren, wat ik zooeven wonderen der vaderlandsliefde noemde.
Ik geloof niet dat die wonderen der vaderlandsliefde het voorrecht zijn van de groote landen. België, hoewel klein, mag hopen, die ook te zien verwezenlijken.
Het bezit nog altijd ongeschonden zijne grondwettelijke vrijheden en vooral de persoonlijke vrijheid, die eene zoo groote uitbreiding geeft aan den geest van initiatief; en de vrijheid van vereeniging, dank aan welke de pogingen verdubbeld worden.
Het huidige geslacht zal wellicht de viering van ons eeuwfeest niet zien; maar het kan die voorbereiden. Het heeft groote plichten te vervullen.
De administratieve en studievakken zijn overbezet. Niemand beter dan de volksvertegenwoordigers weten hoe zeer het minste ambt nagejaagd wordt. Men moest naar buiten zien.
Waarom zouden de Belgen niet zoo wel als de vreemdelingen een wereldbaan kunnen volgen? Is een jonge Belg dan minder waard dan een jonge Franschman, een jonge Duitscher of een jonge Engelschman?
Om te slagen is er wil, een doel en eerzucht noodig. De wil alleen is niet voldoende. Die moet doelmatig zijn en de middelen tot verwezenlijking bezitten.
De uitbreiding van onze werkzaamheid naar buiten vereischt opvoeding, of om het beter te zeggen, vorming. Gij kent, mijneheeren, de rol, die in het onderwijs de groote voertalen vervullen, waarvan de onmisbaarste mij het Engelsch schijnt, alsmede het Duitsch en het Spaansch, dat ons betrekkingen geeft met Zuid-Amerika.
Gij ziet, mijneheeren, dat eene groote taak voor ons staat. Ik ben overtuigd, dat België die zal weten te vervullen. Ik deel uwe vaderlandsche gevoelens, en ik ben zeker, te beantwoorden aan uwe gevoelens, zoo wel als ik de mijne uitdruk, wanneer ik zeg: Leve voor altijd, het onafhankelijke en voorspoedige België!
|
|