[December 1904]
16 December 1904.
Heden wordt het stoffelijk overschot van President Kruger te Pretoria aan den schoot der aarde toevertrouwd. Wij weten dat allen en hebben het lang te voren vernomen. Velen onzer namen met woord of daad deel aan den plechtigen begrafenisstoet, die van Zwitserland naar Oud-Holland en van Oud-Holland onder Nederlandsche vlag over zee naar het zuidelijk halfrond trok en wij allen begeleidden den droeven tocht met onze gedachten en gebeden. Toch trilt heden in aller harten een snaar van smart, van trots en van hoop.
Van smart, dat een der grootste zonen van den alouden Hollandschen stam, door zijne landgenooten uit hun midden verkoren en hoogverheven, van zijn voetstuk werd gerukt, voordat zijn loopbaan was geëindigd en door valsche staatkunde en ruw geweld werd ten val gebracht.
Van trots, omdat deze kloeke en groote Afrikaner, wiens hand nooit faalde, wiens moed nimmer wankelde, wiens geloof bergen verzette, behoorde tot den Nederlandschen stam, wiens roemrijk verleden balsem giet in de wonden van het heden en een lichtstraal werpt in eene duistere toekomst.
Van hoop, omdat Kruger en zijn volk ons hebben geleerd niet moedeloos te worden bij schijnbaren ondergang, onwrikbaar pal te staan voor eenmaal aanvaarde beginselen, goed en bloed te offeren voor edeler goederen, en uit de puinhoopen van het verleden bouwsteenen te vormen voor eene nieuwe toekomst.
Met ontbloot en gebogen hoofd scharen ook wij ons in lange rijen onder de tienduizenden landgenooten van den grooten doode en staren in het zwijgende graf. Wij hebben