Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
[Augustus 1904]Paul Kruger.Ga naar voetnoot1)Weer heeft Paul Kruger zijn intrede in den Haag gedaan. Den 6en December 1900 kwam hij daar na een zegetocht door het Duitsche Rijnland en van de grens af, langs de dorpen en steden van Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland, in vervoering toegejuicht door de saamgestroomde bevolking. En geen vorst van den lande is in de koninklijke residentie door dichter drommen van menschen uitbundiger en met meer geestdrift welkom geheeten, dan hij, toen hij zich op dien vroegen winteravond van het station der Staatsspoor naar zijn verblijf in het Lange Voorhout begaf. Weer reed de trein den 26en Juli ll. met Paul Kruger dat station der Staatsspoor binnen. Maar hij lag nu voor zijn laatste rust in een kist. Toen stond zijn krachtige gestalte nog overeind, gelijk de zaak van zijn volk in Zuid-Afrika; nu lag hij geveld, en ginds ligt de vrijheid ter neer. Nu was er stilte onder de menigte, geschaard langs den weg, dien de lijkstoet nam. Maar zoo ons kalme volk een begrafenis plechtig kan maken en uiting kan geven aan den eerbied, dien het een gestorvene toedraagt, dan heeft 't dat hier gedaan. Er waren geen troepen, die ‘met bevloerste trom’ en omwoelde vaandels den stoet vergezelden, geen treurmuziek, geen ‘klepgebom’ van de torens. Het ware schooner geweest, indien dit alles niet ontbroken had. Maar overigens: de Koningin en prins Hendrik hadden een krans gezonden en lieten zich vertegenwoordigen; de regeering was er vertegenwoordigd door enkele ministers; het bestuur der stad nam ambtelijk aan de begrafenis deel. En dan hadden vereenigingen zonder tal afgevaardigden gezonden, en allen brachten bloemen mede. Ook was er president Steijn, in | |
[pagina 106]
| |
wien wij niet nalaten kunnen den man van de toekomst te zien, die den man van het verleden naar het kerkhof volgde en in hem nam het Afrikaander volk aan de begrafenis van president Kruger deel. In den stoet was ook dr. Leyds, zoo vele jaren de trouwe medestander en hulp van den ouden president, en nog een reeks mannen die de Z.-A. Republiek in voor- en tegenspoed gediend hebben. Zoo werd hij naar Eik-en-Duinen gebracht, en daar staat nu de driedubbele kist onder de bloemen bedolven, tot men het lijk naar Zuid-Afrika zal overbrengen en in Transvaal ter aarde bestellen. Men zegt, dat een Nederlandsch oorlogsschip Paul Kruger zal vervoeren, gelijk een Nederlandsch oorlogsschip hem naar Europa heeft gebracht. Het bericht is in ons land met voldoening ontvangen. De laatste reis van president Kruger op een Nederlandschen oorlogsbodem eert beide den doode en onze vloot.
* * *
Aan de begrafenis in Transvaal zal de Engelsche regeering - zoo heeft zij bekend gemaakt - geen stoornis in den weg leggen. Het ware ook al te onpolitiek geweest, hare onedelmoedigheid tegenover den gestorven vijand vol te houden. De tijden zijn daarbij veranderd. Er zijn er onder het Engelsche volk zelf te weinig overgebleven, die al het kwaad dat men van president Kruger vertelde gelooven. Te luid hebben reeds de stemmen uit de Engelsche bevolking van Transvaal geklonken, terugverlangende de tijden van ou-Kruger's bewind, toen bijna alles zooveel beter ging dan nu. En de bewering, dat de boeren zelf niets meer van Kruger moesten hebben, is al lang te schande gemaakt. Zij hebben hem tot 't laatst geëerd. Nu de zaken zoo staan, kon de Engelsche regeering met geen voeg ook het lijk van den balling uit Zuid-Afrika weren. Zoo zal hij dan in zijn dierbaren Transvaalschen grond worden neergelaten. Naar 't heet, heeft de Engelsche regeering, inziende dat zij nu 't best deed, zich grootmoedig te betoonen, troepen aangeboden om in Transvaal de begrafenis luister bij te zetten, maar is dat aanbod geweigerd. Gelukkig; men kon moeilijk iets bedacht hebben, dat sterker tegen den wil van Kruger ware ingegaan. De Rooineks of Khakis, hoe zij dan gekleed mogen gaan, in zijn lijkstoet - voor deze ergernis mogen de Boeren en al hun vrienden in de wereld gespaard blijven. Ook zonder de kleuren en de muziek van soldaten zal de lijkstoet van president Kruger, trekkende door Pretoria, een grootsche betooging wezen. De Engelsche vlag moge boven het regeeringsgebouw waaien, het standbeeld van Kruger in stukken en brokken onder de overweldigers verspreid zijn en het eenvoudige en eerwaardige huis van den president met een Engelsch opschrift prijken, meldende dat dit, The Presidency, een openbaar kosthuis is, de Boeren zullen er voor zorgen, dat men gevoelt: hier wordt het hoofd van den staat naar zijn graf geleid.
* * *
Het is wel een bewijs voor het sprekende en krachtige van deze figuur, dat zij tot het laatste toe voor de wereld als de vertegenwoordiger van het Afrikaander volk heeft hegolden. En toch was Kruger's tijd al eenige jaren voorbij. Wel heeft hij de eerste maanden van den oorlog nog met sterke hand en wakkeren geest het krijgsbedrijf mede geleid, en toog hij in de rampspoedige maand Maart 1900 zelf naar het oorlogsveld om daar, onder het bereik van het vijandelijke vuur, de moedelooze burgers tot staan te brengen. Maar spoedig daarna bleek zijn kracht gebroken. Toen hij in den nazomer van dat jaar op aandrang van de voormannen der Boeren, eensdeels om de burgers op kommando niet in hun beweging te belemmeren en te verhoeden dat hij zelf de Engelschen in handen viel, anderdeels om in Europa een laatst beroep op de hulp der mogendheden te doen, naar Europa vertrok, had zijn sterk gestel zwaar geleden. Hij was toen wel een oud man, geknakt misschien meer nog door de spanning en den arbeid van den tijd, die aan den oorlog voorafging, dan door de vermoeienissen in den oorlog zelf. Ook geestelijk was hij lang de Kruger van vroeger niet meer. En al leefde hij lichamelijk op van de rust, die hij in Europa genoot, zijn hoofd bleef denkens- en zwoegensmoede. Dat hij op zijn reis door Frankrijk en Duitschland en in ons land in het najaar van 1900 zoo'n diepen indruk maakte lag dan ook niet aan de kracht van zijn woord, ofschoon een enkele maal als hij sprak de vonken nog spatten, maar aan de zaak, die hij meer dan iemand anders vertegenwoordigde, en aan het beeld, dat de wereld zich in den loop der laatste jaren van dezen grooten vijand van Engeland gevormd had. Men kende de vastheid van zijn karakter, den eenvoud zijner zeden op de hooge plaats die hij bekleedde; zijn oprecht en stevig geloof, in een staatsman zoo weinig van dezen tijd; zijn geleerdheid bij zijn ongeletterdheid - gelijk hij 't zelf placht uit te drukken (‘ek zij ni ongeleert ni, mar ongelettert’) - zijn beleid en staatsmanskunst, zijn vernuft en inzicht bij zijn beperkte ontwikkeling; men kende zijn eigenaardige welsprekendheid, vol gelijkenissen, als Bijbelsche levend en sprekend, vol geest en humor. En al die gaven had men hem zien aanwenden in den langen strijd tegen het machtige Engeland. Hij belichaamde het taaie verzet der Boeren tegen het opdringen van de Engelschen. Men kende hem uit den eersten vrijheidsoorlog, uit zijn reizen naar Engeland, uit den Jameson-tijd, uit de onderhandelingen met Milner en Chamberlain. En nu kwam daar die man in hun midden, gewijd door de rampspoeden van zijn volk en van hem zelf: diepe ontroering, dikwijls zich uitende in tranen bij mannen zoowel als vrouwen, wekte zijn verschijning. Misschien was er nog iets anders dat meest van al de menschen op zijn verschijnen bewoog. De Franschen hebben Kruger, toen hij in hun land den steun der regeering kwam zoeken, den pelgrim van het recht genoemd. Een gelukkige naam! Hij kwam recht voor zijn volk zoeken. Wat zijn woord welsprekendst maakte, dat was de verontwaardiging over het onrecht, dat er in Zuid-Afrika geschiedde; dat was de overtuiging, beschaamd helaas, dat de wereld zulk onrecht niet gedoogen mocht en niet gedoogen zou; dat was het geloof, dat de zaak der republieken niet verloren kon zijn, dat hun onafhankelijkheid behouden zou blijven, omdat immers hun zaak rechtvaardig was. Hij wou net maar, dat er recht zou gedaan worden. En dat ging naar de harten der menschen. Daar ligt diep en vast het gevoel voor recht. Er is in de geschiedenis der wereld misschien geen grooter kracht dan dat. En hier sprak dat rechtsgevoel met nadruk en bedroog de menschen niet. Daar werd een volk, dat blijk had gegeven zich zelf te kunnen regeeren en dat in oorlog en vrede uitnemende deugden getoond had, met arglist in een oorlog gewikkeld, door een overmachtigen vijand meedoogenloos bevochten en van zijn vrijheid beroofd. En dat, terwijl de mogendheden toezagen en den overweldiger nog hielpen bovendien. In de vereering voor president Kruger uitte zich het beleedigde rechtsgevoel der menschheid.
* * *
De geschiedenis zal later president Kruger juister kunnen waardeeren dan wij 't nog vermogen. Zij zal bepalen, welk aandeel hij gehad heeft in de regeeringsdaden, die nu nog alle op zijn naam gaan; zij zal de tekortkomingen van den staatsman plaatsen naast zijn verdiensten en het beeld van den mensch Kruger met zuiverheid trekken. Maar 't is niet gewaagd voorspellen, dat hij mettertijd in de waardeering klimmen zal. Reeds hebben de enkele jaren, die er verloopen zijn sedert hij feitelijk het staatstooneel verliet, hem recht gedaan en het vonnis over zijn regeerbeleid, door velen belanghebbende bedillaars nagesproken, verzacht en ten deele uitgewischt. Nauwelijks hoort men ook meer aan zijn eerlijkheid en belangeloosheid twijfelen. Als er onder zijn bewind geknoeid is, dan is het zijn zwakheid die te laken valt en was 't niet ten eigen bate dat 't geschiedde. | |
[pagina 107]
| |
Wij Nederlanders kunnen geen doodsbericht van Paul Kruger sluiten zonder dankbaar te gedenken, dat hij een vriend van ons land en ons volk was. Tegen den invloed van vele machten in zijn land heeft hij Nederlanders tot staatsambten geroepen en er gehandhaafd; waar hij kon moedigde hij handelsverkeer met ons land aan en trachtte hij onze nijverheid te bevoordeelen. Dat er hier te lande niet meer nut van getrokken is, lag niet aan hem. Wij prijzen in Paul Kruger deze Hollander-politiek, als zij heette, geenszins omdat zij onze landgenooten ten goede kwam, maar omdat zij ons een bewijs te meer is van zijn juist inzicht in zaken. Hij zag in, dat van de vreemdelingen in Transvaal geen trouwer vrienden der Boeren waren en in den nood zouden blijven dan de Nederlanders; en tevens begreep hij, dat de toekomst van het Afrikaander volk samenhangt met deszelfs Hollandsch karakter. Een versterking van het Hollandsch sprekende element in Zuid-Afrika was tegenover het veldwinnende Engelsche element waarlijk goede politiek. Vele Afrikaanders klaagden over achteruitzetting, maar was dat wijs? Deden de Japansche staatslieden, die in de laatste halve eeuw hun land zoo ver vooruit hebben gebracht, verkeerd, toen zij uit Europa en Amerika de mannen lieten komen om het Japansche volk in de nieuwe beschaving in te wijden? Zoodra er een geslacht van Japanners was opgegroeid dat zich zelf kon helpen, waren de vreemdelingen niet meer noodig. Maar toen Paul Kruger te Pretoria regeerde was de tijd er nog niet, dat de Afrikaanders in den nieuwerwetschen staat, die de Z.-A. Republiek snel geworden was, alle posten op de regeeringskantoren, bij het onderwijs, bij de sporen enz. zelf vervullen konden. Die tijd zou zeker komen, maar om dien voor te bereiden hebben onze landgenooten, dank zij het doorzicht van Paul Kruger, verdienstelijk werk gedaan. En wij kunnen niet aannemen, dat dat weer ongedaan gemaakt is. President Kruger heeft tot zijn dood ‘het geloof behouden’; niet alleen zijn godsdienstig geloof, ook het geloof in het rechtvaardige van zijn zaak en in haar uiteindelijke zegepraal. In dit geloof deelen wij. Daarom is voor ons het leven van Paul Kruger niet alleen een schoon leven, maar een, dat vruchten zal dragen. |
|