Ingezonden
‘Insulinde’ en nog iets.
In het laatste Neerlandianummer wordt melding gemaakt van het Nederl. tijdschrift voor Inlanders Insulinde. Ook ik mocht van den uitgever de eerste aflevering ontvangen en er mede kennis maken. Ik behoef U niet te zeggen, dat ik dit tijdschrift met ingenomenheid begroet, daar het als het ware eene voldoening is aan mijn verlangen, uitgedrukt in mijn artikel over het Nederlandsch in onze koloniën, in de Maart-aflevering van de Ind. Gids verschenen en door Neerlandia overgenomen, hoewel daar alleen sprake was van een Nederl. tijdschrift voor de Inl. onderwijzers. Dit tijdschrift is voor een ruimeren kring bestemd en dus meer aanbevelenswaard. Maar juist omdat het in ruimen kring verspreid moest worden, komt mij de inteekenlijst van f3. - per half jaar te hoog voor. Ieder afleveringetje, dat maandelijks verschijnt komt dus op f0,50 te staan en dit is te zwaar voor vele beurzen. Ik wijs alleen op het inkomen van eenige Inl. ambtenaren, dat in het begin f20. - 's maands bedraagt om slechts zeer geleidelijk op te klimmen. Meestal zijn zij gehuwd en hebben een paar kinderen, dus is iedere f0.50 een bedrag, waarmee rekening dient te worden gehouden. Zou de uitgever den prijs niet per ½ jaar op de helft, das f1,50, kunnen stellen? Ik geloof dan dat Insulinde meer aftrek zal vinden.
In het Koloniaal Weekblad, orgaan van de vereeniging ‘Oost en West’ van 19 dezer no. 36, staat als feuilleton eene beschrijving van een tocht door den controleur Kok naar de Bataklanden gemaakt. Daarin komt o.a. de volgende zin voor: ‘Bij het binnentreden van het huis van den vorst van Pingalawan ontwaarde men aan den wand de oleografiën van den keizer en de keizerin van Duitschland en die van Koningin Victoria, met den prins en de prinses van Wales.’
Is het niet om er verbaasd en ook beschaamd over te zijn, dat in onze bezittingen bij een Inl. hoofd wèl de afbeeldingen van vreemde vorsten te zien zijn, maar niet die van hun eigen vorstelijk huis. Deze goedkoope prenten en ook die voorstellende den Sultan van Turkije, heb ik ook eenige malen aangetroffen bij Inlanders en zelden afbeeldingen van onze Koningin. Wel werden bij de troonsbeklimming van H.M. portretten van onze gebiedster verkrijgbaar gesteld in Indië, doch de prijs was te hoog. Zou als propagandamiddel voor den Nederlandschen invloed het Alg. Ned. Verbond niet het initiatief kunnen nemen om in onze bezittingen, zoowel Oost- als West-Indië, goedkoope of liefst kosteloos oleografiën van de Koningin en Prins Hendrik te verspreiden? Deze prenten moeten kleurrijk zijn, willen zij in den smaak vallen. Ik zeg liefst kosteloos, omdat dan zeker het doel zal bereikt worden.
Het vorenstaande geef ik in ernstige overweging om ter kennis gebracht te worden van de besturen der groepen Oost- en West-Indië, te meer daar dit denkbeeld niet veel zal kosten in zijne uitvoering.
Nijmegen.
K.A. James.