Art. 8.
De aanwezigen stemmen mondeling met de woorden ‘voor’, ‘tegen’ of ‘onzijdig’, zonder eenige bijvoeging.
Ieder begunstiger, beschermend lid of gewoon lid brengt voor zich ééne stem uit; zoo ook ieder gevolmachtigde ééne stem namens zijn gezamenlijke lastgevers, binnen de grenzen zijner volmacht.
De besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen der aanwezigen, waarbij de stemmen ‘onzijdig’ buiten aanmerking worden gelaten. Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Onderwerpen, niet in de oproeping vermeld, worden niet in stemming gebracht.