Het Nederlandsch Lied te Batavia.
Woensdag 19 Augustus werd te Batavia een uitvoering van het plaatselijk a cappella-koor gegeven, die uitging van de jonge afdeeling ‘Batavia’. De bijeenkomst was zoowel voor leden als niet-leden toegankelijk; de hooge kosten maakten het noodzakelijk ook van de eersten een toegangsprijs te heffen, die echter aanzienlijk lager was dan die voor niet-leden. Dit heeft het gevolg gehad, dat vele nieuwe leden tot het Verbond zijn toegetreden. Het a cappella-koor is er door ernstige oefening in geslaagd iets werkelijk goeds te geven. Hulde aan dames en heeren leden en aan den leider, den heer W.F. Siep. Er werden enkel Nederlandsche liederen gezongen. Eerst drie coupletten van het oude Wilhelmus, die met gevoel gezongen, veel indruk maakten en het publiek in stemming brachten, toen Valerius' Bede voor het Vaderland. Daarna nieuwere stukken: 'n Bloemke door Em. van den Eynde, Levenslied van Pijzel en Troost van Nicolai, van welke het 2e het best voldeed. Na de Piet Hein Rhapsodie van Peter van Anrooi kwam het groote zangstuk Te Bethlehem van Cornelie van Oosterzee. Dit was vroeger door het Koor ten gehoore gebracht, maar om schijn-zedelijkheidsredenen, met Franschen tekst; thans werden de woorden van Pol de Mont gezongen, wat beslist geen achteruitgang was. Na de rust zong het koor het oude Nogt soo loos of er is looser en 't Molenarinnetje van Pijzel. Dit laatste beviel mij veel minder èn wat woorden èn wat wijs betreft, dan het oorspronkelijke liedje uit Coers' liederboek. De