Vlaamsch - Hollandsch - Afrikaansch - Nederlandsch.
Prof. Aug. Vermeylen, de bekende Vlaamsche schrijver, heeft in Vlaanderen, het aantrekkelijke maandschrift van de jonge Vlaamsche schrijvers, een pleidooi geleverd voor het gebruik van gewestelijke taal in de nieuwe Vlaamsche letteren, gelijk Stijn Streuvels, Teirlinck en de anderen het plegen. Het is hun goed recht - beweert hij - en het Nederlandsch zal er slechts wel bij varen, aangezien zijn taalschat er door verrijkt wordt; en bovendien, het behoud van het Nederlandsch als algemeene taal voor den Nederlandschen stam is er mee gemoeid.
Aan het slot van zijn betoog zegt prof. Vermeylen iets, dat ons bizonder getroffen heeft, omdat het zoo geheel van toepassing is op het taalvraagstuk in Zuid-Afrika. Gelijk in België het Fransch, streeft in Zuid-Afrika het Engelsch er naar, het Nederlandsch - zoowel het Hollandsch als het Afrikaansch - te verdringen. Gelijk in België onder de Vlamingen, zijn er in Zuid-Afrika onder de Afrikaanders twee partijen, waarvan de een voor de rechten van de gewestelijke taal opkomt en de andere het Hollandsch, althans als de zoogenaamd beschaafde taal, gehandhaafd wil hebben. Er is echter verschil. Het Hollandsch is in Zuid-Afrika meer in het gedrang dan in België en de taaleenheid van den Nederlandschen stam loopt ginds meer gevaar dan hier.
Daarom komt het ons voor, dat wat prof. Vermeylen in dit verband voor de Vlamingen schrijft, voor de Afrikaanders nog wel zooveel overweging verdient. En omdat hij een voorstander is van de gewestelijke taal, heeft zijn pleidooi voor taaleenheid te grooter klem. Nu laten wij verder den Vlaamschen hoogleeraar aan het woord.
‘In 't vraagstuk, dat ons thans bezighoudt mag men het gewicht der taaleenheid niet gering schatten. Dat mag de Vlaming minder dan wie ook. Want in België staat hij tegenover een machtigen tegenstrever: het geldt hier de handhaving en verspreiding van het Nederlandsch, tegenover een Europeesche omgangstaal, die ons door de staatsinstellingen en bizonderlijk door 't onderwijs nog te veel wordt opgedrongen, en wier oppermacht gebroken moet, om de gezonde ontwikkeling van ons volkswezen. Bleek het gebruik van dialect een symptoom van innerlijke ontbinding, en gingen we den ruggesteun van Holland ontberen, dan zou de rol van 't Nederlandsch op onzen grond zeker gauw uitgespeeld zijn.
Daarbij, als we ons doel willen bereiken, dan hebben we nog heel wat anders noodig dan een goede literatuur: een volledig Vlaamsch geestesleven moet hier den geheelen mensch omvatten, en zonder de Hollandsche intellectualiteit, die al zoo hoog staat in de Europeesche beweging, geraken we daartoe niet. Het is onze plicht, den verstandelijken invloed van Noord op Zuid voortdurend te versterken, en 't ware in dat opzicht een vreeslijke achteruitgang, moesten Hollandsch en Vlaamsch eens tot twee verschillende talen worden.
.... Elk land geve het zijne, uit elk gewest hale men het beste, en al het leefbare; we zullen nooit woorden genoeg hebben, er zullen nooit genoeg stemmen zijn, om al de rijke verscheidenheid van dit stuk aarde, van dit stuk menschelijkheid uit te zingen..... Zoo worde dan onze taal een trouw en volledig beeld van ons wezen, ja, eindelijk een algemeene, echt-nationale taal: niet meer het Hollandsch, maar het Nederlandsch.’