Neerlandia. Jaargang 7
(1903)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
ook gegriefd, hier en in andere landen, dat de Nederlandsche Consuls veelmalen niet doordrongen zijn van het nut dat de taal heeft tot instandhouding onzer nationaliteit en - bij hen die zich naturaliseeren - tot instandhouding van de liefde voor het moederland. Vooral in Jingo-ïstische landen zooals Engeland (en Amerika toch vooral niet te vergeten) waar de verachting tegen al wat van het buitenland afkomstig is als 't ware gelijk staat met een besmettelijke ziekte, die ook de buitenlanders zelve aantast, daar is het zooveel te meer noodig dat onze Consuls mannen zijn die boven de anderen uitsteken in liefde voor taal en stam en Oranje; mannen die zich bij elke gelegenheid waar hun nationaliteit wordt genegeerd op den voorgrond stellen, die zich met een zekere vrijpostigheid indringen waar het maar eenigzins kan, die tegen de algemeen heerschende opinie in durven zeggen: ‘Wacht een beetje, ik ben er ook nog.’ Onze Consul Generaal in New York, onze Consul in St. Louis behooren tot die enkelen van wie ik weet dat zij hun Nederlanderschap hoog houden, zij bedienen zich van hun taal, zij hebben hun taal lief boven alles, zij correspondeeren in die taal en gebruiken ze zelfs tegen die onverlaten, die na een half jaar hier te zijn geweest er zich op beroemen hun taal vergeten te hebben en het allerjammerlijkst koeterwaalsch-Engelsch spreken dat ooit uitgevonden is. Maar ik weet er zijn ook consuls, die de taal van het land welks belangen zij behartigen liefst als een onnut ding ter zijde leggen en tot zelfs hunne consulaire rapporten, in een vreemde taal geschreven, opzenden. En deze consuls zijn niet geschikt om het nationaliteitsgevoel wakker te houden. Ja, het moge heel mooi en heel eervol zijn om bij vergaderingen van Nederl. Vereenigingen het eeregestoelte in te nemen, maar waar veelal, ja meestal, bij die groote feestelijke gelegenheden de Nederlandsche taal niet - of zeer sporadisch - wordt gebruikt, daar is het eer een bespotting dan wel een eerbetoon den Nederlandschen Stam toegebracht. Ik moge te overdreven Hollandsch zijn, 't is mogelijk; 't moge in veler oogen dwaas zijn om op Nederlandsche feestvergaderingen aan te dringen op zooal niet geheel dan toch hoofdzakelijk gebruik der Nederlandsche taal - maar doet men dit niet, dan verliest het feest zijn beteekenis; dan gaat er geen kracht uit van dergelijke samenkomsten, dan wordt het gewoonweg een eten en drinken en vrolijk zijn zonder dat het nationaliteitsgevoel ook maar een sikkepitje wordt versterkt. Dat was in Afrika anders dan hier in Amerika. Daar wapperde op koninginnedag de Nederlandsche driekleur, daar klonk het ‘Wilhelmus van Nassouwen’ en het ‘Wien Neerlandsch bloed’, daar was het Oranje boven voor en na. En geen inwoner van het land die er aanstoot in zou nemen, integendeel, ze vierden mede feest. Maar probeer het hier eens om de Nederl. vlag uit te hangen! De politie zou er spoedig bij zijn om dat vreemde gehate ding neer te halen, dat zou een schending zijn van de hooggeroemde maar in werkelijkheid niet zoo erg daadzaak zijnde vrijheid van Amerika. En de bevolking? Ze zou in staat zijn je te lynchen. Want de ‘Dutch’? O, 't klinkt zoo verachtelijk in de ooren der hier opgekweekten. Zij, die geen greintje Anglo Saxisch bloed in zich hebben, geboren uit Nederlandsche ouders, ze beroemen er zich op van Anglo Saxischen stam te zijn. Dat komt op de scholen wordt het den kinderen van jongs af aan al ingeprent, dat er maar twee landen zijn. Engeland, Engeland en Amerika - en Engeland, Engeland en Amerika - en.... D. mn the Dutch! En dat Nederland hier willens en wetens, met opzet genegeerd wordt? Ik kan het u bewijzen. Ziet maar eens de tijdschriften hier. Telkenmale worden er portretten in gegeven en beschrijvingen van de afgezanten en vreemde ministers te Washington. Eerst komt Engeland - natuurlijk, John Bull heeft de eereplaats in Amerika - dan Duitschland, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk. Vervolgens komen aan de beurt Chili, China, Japan, Servië, Zwitserland, Honduras, Denemarken, Korea, België (een enkele keer, doch heel zelden), Argentinië, Peru, Siam en alle mogelijke en onmogelijke andere landen en landjes - maar nooit, nooit, nooit de gezant van Nederland. Nederland mag niet genoemd worden. Het Amerikaansche volk mocht eens te weten komen dat het nog wat aan Nederland te danken had en dat zou misschien het vriendschapsgevoel dat men voor den Brit koestert en op alle mogelijke wijze poogt aan te wakkeren, eenigzins doen verflauwen. En dat zou toch jammer zijn! Amerika moet toch in naam alles te danken hebben aan Engeland en niets aan anderen. De couranten hier hebben iederen dag kolom op kolom over voor Groot Brittanje, maar als er bij toeval iets te zeggen valt over Nederland - iets goeds - dan is het kleinste achterafhoekje goed genoeg en de kleinste type geschikt genoeg er voor. Dit is natuurlijk alleen wanneer er iets goeds te vertellen is, doch wanneer het lasterpraatjes zijn over ons hof uit Engelsche bron geput, of iets dat Nederland in de oogen van het publiek zou kunnen schaden, dan geeft men het ruimte op de eerste bladzijde. En dan juichen de Hollandsche Amerikanen het meeste, want die zijn nog sterker Jingo dan de Amerikaan en nog meer verbeten op oud Nederland dan de sterkste anarchist. En velen onzer Hollandsche bladen hier uitgegeven zijn dan o zoo dankbaar, dat ze iets slechts over Nederland kunnen publiceeren en nemen dan gretig de gelegenheid te baat het voortreffelijke, het deugdzame, het Christelijke van Amerika uit te bazuinen als tegenstelling voor de zonde en ongerechtigheid in den vreemde. Het stuk van den heer Insinger uit Luxor, Egypte, deed me goed. Een niet al te duur, goed geillusteerd week- of maandblad in de Nederlandsche taal zou zeker in een langgevoelde behoefte - (wat is dat toch een vervelende uitdrukking, dat ‘langgevoelde behoefte’, 't klinkt zoo zeurig) voorzien. Maar dan moeten we ook Hollanders hebben die zulke werken weten aan te preeken en die niet wachten tot dat het publiek naar hen toekomt, doch die de Amerikaansche ‘push’ in nog grootere mate bezitten als de Amerikanen, want onze Veramerikaniseerde Hollandertjes zien nog lager neer op alles wat uit het moederland afkomstig is dan de Yankee. Het zouden boekhandelaren moeten zijn die niet alleen op ‘dollar’ zagen en ‘dollar’ alleen - dat aangebeden kalf dat hier de plaats van geloof en hoop en liefde heeft ingenomen - maar die tevens hart hadden voor de instandhouding, beter nog: wederopbouwing, van het Nederl. nationaliteitsgevoel in Amerika. P.S. Waarschijnlijk krijgen we hier in Pella, Iowa, een Chr. Nederl. School. P.E. Huet. |
|