Allerlei
Onze taal in Duitschland.
Het Schoolblad berichtte eenige weken geleden:
‘Duitschland telde 1 December 1900 34472509 inwoners; daarvan spraken 3878310 een vreemde taal, dat is ongeveer 1/9 der geheele bevolking. Van deze vreemdelingen waren 77413 van Hollandsche afkomst, die dan ook als omgangstaal het Hollandsch spraken. In 1890 bedroeg het getal Hollandsch sprekenden ruim de helft van dit aantal n.l. 40124. We zien dus in 10 jaar tijds het Hollandsche element in Duitschland sterk toegenomen. Vooral in Westphalen vermeerdert het aantal Hollandsch sprekenden sterk zoo zelfs, dat in de “Pädagogische Zeitung” er over geklaagd wordt, dat de onderwijzers aan de volkscholen aldaar bij hun arbeid heel wat moeielijkheden ondervinden, doordat een groot deel hunner leerlingen van Poolsche en Hollandsche afkomst is.
Zou het geen tijd worden, dat evenals de Duitsche Regeering voor Duitsche scholen de Hollandsche Regeering voor Hollandsche scholen in het buitenland ging zorg dragen? Of kan het Alg. Nederlandsch Taalverbond hier misschien iets doen?’
Over die buitenlandsche scholen werd nog gemeld:
‘Op de begrooting voor 1903 is door den Duitschen Staat ter ondersteuning van Duitsche scholen in het buitenland - zooals er ook in Amsterdam en Rotterdam zijn - een bedrag van 400000 Mark uitgetrokken, dat is 100000 Mark meer dan het vorige jaar.
Het Duitsche Rijk beseft ten volle, dat het voor zijn volk in den vreemde ook zorg moet dragen, want dat de taal het eerste is, wat het volk vereenigt. Wat doet Nederland in dezen? Of zouden de talrijke Hollandsche arbeiders in Westphalen niet wonder in hun schik zijn, als ze hun kinderen naar een Hollandsche school, waar natuurlijk ook Duitsch geleerd werd, konden sturen. En de talrijke Hollanders in de Vereenigde Staten niet te vergeten’.
Naschrift Redactie. Hollandsche scholen in Duitschland van wege onze regeering? Moge de tijd komen dat deze vraag, niet alleen voor Duitschland, iets anders zij dan een droeve verzuchting. Toch, wij winnen; vijf jaren geleden zou de vraag een blijk van onnoozelheid zijn geweest.
En of anders het A.N.V. in dezen kan voorzien! Ja, van het oogenblik af, dat alle beschaafde Nederlandsche mannen en vrouwen door hun steun blijk geven volk en stam hooger te schatten dan den waan van een dag; van het oogenblik af dat zij niet lijdelijk meer toezien hoe enkelen op geestelijk gebied althans zich inspannen voor hechting en uitbreiding van nederlandschen invloed. Indien de mannen van praktijk, onze mannen van handel, van nijverheid, onze kapitalisten vooral, zich inspanden als zij, wat zouden wij land bezeilen!
Aan hollandsche scholen in Duitschland is geen denken thans, omdat wij Hollanders zijn. En om die zelfde reden is er zooveel, dat door zijn verwaarloozing lauwe onverschilligheid verraadt, waar in deze jaren van wedloop enkel stoere levenskracht moest blijken.