Nederland
Verslag der Vergadering van het Groepsbestuur met den Raad van Bijstand.
De vergadering werd gehouden op Zaterdag 28 Maart te 's-Gravenhage onder voorzitterschap van prof. dr. H. Kern.
De dagorde bevatte 7 punten.
Na voorlezing der notulen, die werden goedgekeurd, ging de vergadering over tot:
1e. Benoeming van twee leden van het Hoofdbestuur (vacature Schaepman en a.s. vacature Kern).
Daartoe werden voorgedragen Jhr. Mr. O. van Nispen tot Sevenaer (Nijmegen) en prof. W. van der Vlugt (Leiden). Een benoeming kon echter niet plaats hebben daar het reglement bepaalt, dat het Groepsbestuur uit zijn midden leden naar het Hoofdbestuur afvaardigt. Op de Algemeene Vergadering in Mei zullen deze heeren dus eerst als lid van het Groepsbestuur worden voorgesteld.
2e. De heer P.J. de Kanter, penningmeester van groep Nederland, deed verantwoording over het vereenigingsjaar 1902. De rekening sloot met een batig saldo van f3718.685 dat echter ten goede komt aan de algemeene kas van het Verbond. De begrooting voor 1903 bedroeg in uitgaaf en ontvangst f7996.255.
3e. De bespreking over verlagingen van het posttarief voor boeken en geschriften naar het Buitenland (België, Oosten West-Indië en Zuid-Afrika) zouden in deze vergadering worden voortgezet. Van den Journalistenkring en den Uitgeversbond waren betuigingen van instemming ontvangen. De laatste vestigde de aandacht op zijn in Juli 1902 aan den Min. van W.H. en N. gezonden adres om drukwerken als nieuwsbladen beschouwd te zien en verlaging van het tarief voor postpaketten te verkrijgen.
Dr. Hendrik Muller wees er op, dat de postunie geen verlaging verbiedt, adres aan de bijzondere regeling tusschen Nederland en België, en dat de aanvraag voor West-Indië eigenlijk geen recht van bestaan heeft, daar verlaging reeds wordt toegestaan, wanneer men op zendingen, voor Suriname bv., ‘per zeepost’ zet.
Dit punt werd aangehouden.
4e. Het consulaatwezen werd nader besproken naar aanleiding der artikelen van dr. A. Coomans de Ruiter in in Neerlandia van Jan. en Febr. Dr. Hendrik Muller, die reeds 13 jaar in de commissie tot afneming der examens voor beroepsconsul zitting heeft, trad in een beschouwing over den toestand onzer consulaten. Ze zeer slecht te noemen acht hij overdreven; verschillende consulaire verslagen pleiten daarvoor. Maar toch is verbetering dringend noodzakelijk. Spr. wijst op de motie Van Raalte in de 2e Kamer, op de commissie van onderzoek en het rapport dat binnen kort zal verschijnen, en geeft den raad aan alle Nederlandsch kennende consuls voor drie maanden Neerlandia te zenden en een rondschrijven, waarin zij worden uitgenoodigd de Nederlanders in hun omgeving er aan te herinneren, dat zij spoedig (voor 1 Juli) hun Nederlandschap moeten hernieuwen en op aaneensluiting wordt aangedrongen.
Nog wordt opgemerkt hoe er in steden als Rome en Parijs niet den minsten band bestaat tusschen den gezant en de Nederlanders daar gevestigd, en gewezen op de wanverhouding tusschen onzen vertegenwoordiger en de Ned. Kolonie te Hamburg.
Naar aanleiding van den toestand te Konstantinopel wordt besloten, dat het A.N.V. zich andermaal tot den Minister van Buitenlandsche Zaken zal wenden om de wenschelijkheid te betogen van aaneensluiting en het levendig houden van den Nederlandschen geest door de Gezanten en Consuls.
5e. Het verslag der commissie voor het inzamelen van boeken voor Zuid-Afrika wordt wegens afwezigheid van den heer Th. Nolen, die kennis gegeven had verhinderd te zijn, tot de Algemeene Vergadering in Mei verdaagd.
6e. De motie Den Haag wordt door de vergadering toegejuicht wat betreft het zuiver houden onzer taal, met vermijding echter van overdrijving. Omtrent de vereenvoudiging der spelling is men beslist van oordeel, dat het Verbond zich onzijdig dient te houden.
Na het opmaken van dubbeltallen voor de verkiezing van 5 leden van het Groepsbestuur, die volgens rooster moeten aftreden, sluit de voorzitter de vergadering.
De Secretaris van Groep A
C. van Son.