Geachte Heer Redacteur,
Het is een sympatieke gedachte de verspreide zonen van Nederlandschen oorsprong, maandelijks te vereenigen in de lectuur van hetzelfde blad - en dat blad gewijd aan de belangen van hun moedertaal.
De West-Indische afdeeling van het A.N.V. was de laatste schakel in de keten, die alle Nederlanders wil omspannen, en als zichtbaar bewijs van eenheid wordt Neerlandia aan alle leden toegezonden.
Nu gebeurt het dagelijks dat zonen van een groot gezin - ver van elkander - onder geheel andere omstandigheden - bij verschil van klimaat - tusschen vreemde volken en talen levend, iets overnemen van die vreemde omgevingen. Langzamerhand zijn ze het niet meer volkomen eens met de vroegere huisgenooten, en al heeft ieder recht zijn meening uit te spreken, de meeningen staan soms tegen elkander over.
Evenzoo gaat het met de lezers van Neerlandia.
Waar het blad zijne kolommen openzet voor de velerlei meeningen, is het belangrijk vóór en tegen te vergelijken.
Maar - om bij alle verscheidenheid ook overeenstemming te verkrijgen - wil ik een voorstel doen.
Zou het niet mogelijk zijn de lezers van Neerlandia maandelijks een paar bladzijden te geven, met een stukje litteratuur?’
Er zijn nu zes afdeelingen. Als beurtelings iedere groep mocht beschikken over twee bladzijden, dan zou tweemaal in het jaar ieder afdeelingsbestuur die zorg kunnen dragen.
De kracht, de schoonheid en bevalligheid van onze taal aan de leden van Nederlandschen stam in herinnering te houden - daarom is het te doen.
Als letterkundigen van naam, een enkele keer, iets wilden afstaan, zou het streven van Neerlandia, als in beeld gebracht worden.
Een zoo klein stukje litteratuur, in zich zelf volledig, vloeit alleen uit de pen van wie meester is van de taal. Het zou een aantrekkelijkheid te meer zijn voor de leden in de verstrooiing. En wij, in het Moederland, wij zouden genieten van een stukje leven uit Amerika of Z. Afrika, uit België, of Oost en West Indië.
Die stukjes zouden de leden van Neerlandia nader tot elkander brengen, iedere groep zou lezen hoe de besten van andere afdeelingen schrijven. Men zou onwillekeurig iets van elkander overnemen, en de Nederlandsche taal zou er wel bij varen.
Mocht u, Mijnheer de redacteur het voorstel uitvoerbaar achten en in een volgende aflevering plaats vergunnen, dan dankt u zeer voor de welwillendheid, die zich met hoogachting noemt
Uwe dw.
Emerentia Wijt,
Lid van het A.N.V.
Rotterdam 29 Januari 1903.