Neerlandia. Jaargang 7
(1903)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZuid-AfrikaIn Neerlandia mag een woord van welkom aan de Zuid-Afrikaansche Voorschotkas niet ontbreken. Men weet uit de dagbladen, hoe zij ontstaan is en wat zij wil. Het is feitelijk een stichting van de Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging. Uit de kleine drie ton, die haar uit het fonds voor de slachtoffers van den oorlog gebleven is, heeft zij f200.000 aan de Voorschotkas afgestaan. In dat kapitaal heeft de kas een grondslag om op voort te bouwen. Maar natuurlijk, wil zij vruchtbaar werken, dan moet het aanmerkelijk vergroot worden. Hoewel de Voorschotkas - gelijk het hoofdbestuur der Zuid-Afrikaansche Vereeniging in een zendbrief aan hare afdeelingen medegedeeld heeft - ten nauwste met deze vereeniging verbonden blijft, bezit zij ‘voldoende zelfstandigheid om ten opzichte van andere nog bestaande organisaties in dezelfde verhouding te komen als tegenover de Zuid-Afrikaansche Vereeniging. Het hoofdbestuur - zoo lezen wij verder - vleit zich dan ook met de hoop, dat de Voorschotkas het middel zal vormen om te geraken tot eene centralisatie van handelen, tot grootere krachtsontwikkeling.’ En in een kennisgeving van het bestuur der Voorschotkas zelf heet het: ‘De Voorschotkas zal werken in overleg met de Z.-A. Vereeniging en het sedert 1895 bestaande Schoolfonds, en zal ook zooveel mogelijk samenwerking zoeken met andere nog arbeidende comité's of vereenigingen, zoodat door haar optreden geen versnippering, doch integendeel vereeniging van krachten en concentratie in optreden zal verkregen worden.’ Deze woorden voorspellen goeds. Er waren er, die eenigen tijd geleden vreesden, dat de gewenschte samenwerking tusschen de ‘bestaande organisaties’ zou uitblijven. Hier is nu een aanmoediging tot samentrekking van krachten, en de Voorschotkas, die de geldschieter wil worden voor de pogingen om stamverwante belangen en de Nederlandsche taal in Zuid-Afrika vooruit te helpen, kan van zelf het middelpunt worden. De leden van het Algemeen Nederlandsch Verbond zullen zich over de oprichting van de Voorschotkas daarom zeker van harte verheugen.
* * *
Den 20en Januari is op een vergadering te Stellenbosch in de Kaapkolonie de Zuid-Afrikaansche Taalbond weder opgericht. Ziehier het verslag dat Ons Land er van geeft: Onder de aanwezigen zag men de vier professoren van het theologische seminarie, ds. Neethling en van Broekhuizen, de heer J.H. Hofmeyr, dr. Viljoen, de heer H.J. Louw, M. Besselaar, advokaat Malan, mevrouwen J. Roos. A.B. de Villiers, P. Viljoen (Worcester). Mejuffrouwen Adriani (Bloemhof), E Neethling en eenige andere dames. Professor de Vos werd tot voorzitter gekozen. De wederoprichting van den Taalbond is een heuglijk verschijnsel voor het opleven van onze taal in Zuid-Afrika, want de Taalbond is in de Kaapkolonie reeds een macht gebleken. In Neerlandia van October 1900 stond een verslag te lezen van de laatste vergadering die, als wij ons niet bedriegen, de Taalbond, voor hij in den oorlog onderging, gehouden heeft. Het was de 22ste September 1900 en weer te Stellenbosch. Er zou prijsuitdeeling zijn voor wie in het examen van den Taalbond geslaagd waren. Prof. Hofmeyr herinnerde aan wat de Taalbond in zijn tienjarig bestaan al voor het Hollandsch en voor de geschiedenis van Zuid-Afrika gedaan had, en daarmede voor zijn doel: verspreiding van kennis van de volkstaal en aankweeking van het nationaliteitsgevoel. Aan de verschillende examina, door den Taalbond uitgeschreven, hadden deelgenomen in 1897 766 kandidaten, in 1898 1141, in 1899 1381 en in 1900, ondanks oorlog en krijgswet, nog 932 kandidaten. Er werden op die vergadering woorden gesproken die zeker niet verloren zijn gegaan. Dr. Hoffman, die in den oorlog met zijn ambulance veel voor de Boeren gedaan en daarvoor zelf veel heeft moeten verduren, zeide: Er wordt op het oogenblik geschiedenis gemaakt in bloed en ellende; het toekomstige Zuid-Afrika zal de mannen zegenen die thans voor haar strijden. En hij drong er bij de aanwezigen op aan, om hun land en taal lief te hebben, want alleen dan zouden zij met hart en ziel ware Afrikaanders zijn. Prof. Hofmeyr legde als slotwoord in den boezem der vergadering de leuze: ‘Weest getrouw en volhardt!’ Sedert dien heeft de krijgswet en het feller woeden van den oorlog in de Kaapkolonie zelf den Taalbond verlamd. Maar nu is hij dan herrezen, en de mannen die aan het hoofd zijn gekomen, de oude voorgangers en de nieuwe, waarborgen een krachtig nieuw leven. De samenwerking met het Algemeen Nederlandsch Verbond is blijkbaar reeds | |
[pagina 29]
| |
gevonden. Samenwerking en verdeeling van arbeid, deze beide beginselen, tusschen de vereenigingen hier en ginds in toepassing gebracht, zullen de zware taak, het Hollandsch in den strijd tegen het Engelsch er bovenop te houden, verlichten. * * * Dat die taak vooral in de oude republieken zwaar zal wezen, is dezer dagen duidelijk geworden door het telegram, dat de uitvaardiging van de schoolwet bekend maakte. Wat het onderwijs in het Hollandsch betreft bekrachtigt die wet de voorloopige regeling, eenigen tijd geleden door Sargant, den directeur van onderwijs in de nieuwe wingewesten, ingevoerd. Er zal hoogstens vijf uur in de week les gegeven mogen worden in het Hollandsch: de twee uren voor godsdienstonderricht daaronder begrepen. En het Hollandsch is de landstaal: in den Vrijstaat de taal van de groote meerderheid der bevolking, in Transvaal van niet veel minder stellig dan de helft. Dit is de uitkomst van de klacht, die de Boerendeputaties te Pretoria en te Bloemfontein voor Chamberlain hebben gelegd. Zij vroegen gelijke rechten voor Hollandsch en Engelsch. Engeland was immers den oorlog begonnen om voor alle blanken, Boer en Brit, gelijke rechten te krijgen. En dit is er van geworden! Chamberlain sprak klinkende woorden, maar nauwelijks heeft hij het stof van Zuid-Afrika van zijne voeten geschud, of de wet is er en de grief is gebleven. Goed dan! Nu hebben de Boeren aan wie hun taal en nationaliteit gelegen zijn, het met eigen scholen klaar te spelen. Weer hebben de Engelschen een gelegenheid laten voorbijgaan om de Boeren door eenig toegeven te winnen. Men vangt ze misschien met stroop, niet met azijn. Vele Boeren hebben de beslissing in deze onderwijskwestie niet afgewacht en aanstonds begrepen, dat zij 't van de Engelsche school niet moesten hebben. Het Schoolfonds, waarvan de mededeeling van de Voorschotkas gewaagt, heeft dezer dagen een lijst openbaar gemaakt van de vrije scholen, die er met haar medewerking in Transvaal geopend zijn. Dat was reeds een achtbare rij. En er zijn er al meer, en er zullen er nog meer komen. De Voorschotkas kan hier ook helpen. Maar laat zij dan in de eerste plaats aan den Vrijstaat moge denken! Dr. Mansvelt, de secretaris van de Voorschotkas, heeft uit den aard der zaak meer betrekking op Transvaal. Maar het Schoolfonds heeft tot nog toe uitsluitend in Transvaal gewerkt. Tot kort geleden had het en misschien heeft het tot nog toe niets in den Vrijstaat gedaan. Die schade moet ingehaald worden.
* * *
In de Maart-aflevering van de Vragen van den Dag komt een opstel voor van den heer F.P.H. Priek te Batavia over ‘Anglomanie en taal’. Hij beschrijft daarin de dwaasheid van ons volk om zooveel Engelsche woorden en uitdrukkingen te gebruiken, en zegt: Ofschoon onze taalverwanten in Zuid-Afrika meer direct onder den invloed zijn van het Engelsch, schijnen zij toch taalkundig zuiverder op de graat te willen blijven dan wij. De woordenschat van hun taal is zuiver Hollandsch gebleven en het aantal woorden, dat uit het Fransch, Engelsch, Portugeesch, Duitsch of de talen der wilde stammen is overgenomen, is zeer onbeduidend. Zoo zegt een Transvaler: Van Engels en Frans, wat een mens dit sou verwach, krij jij amper gen woorde in ons taal nie, maar wel enkele uitdrukkings (anglicismen en gallicismen): van de eerste pat gé voor wijken (to give way); skaars voor nauwelijks (scarce); een nauwe ontkoming. (Eng. a narrow escape.) Men zou wenschen, het oordeel van den heer Priek te kunnen onderschrijven. Het gevaar voor de verengelsching van de taal hier te lande lijkt ons niet groot. De Engelsche modewoorden gaan vandaag of morgen wel over boord, en wat wij er niet meer van missen kunnen zal mettertijd wel het Nederlandsch stempel op gedrukt worden. Maar in Zuid-Afrika lijkt het Engelsch meer en meer zijn stempel op het Nederlandsch te zetten. Het Afrikaansch moge tot voor eenigen tijd slechts spaarzaam Engelsche woorden in zich opgenomen hebben, in de laatste tien of twintig jaren is het minder kieskeurig geworden, maar heeft vooral het Hollandsch dat de Afrikaander schrijft den invloed van het Engelsch ondergaan. Het overnemen van Engelsche woorden is daarbij het minste. Zulke woorden blijven hun uitheemsch kenmerk lang dragen en kunnen mitsdien, als de geest er toe getuigt, zonder veel bezwaar weer afgelegd worden. Veel erger is het, dat de zinswending en de zinsbouw zoo Engelsch worden. Als de heer Priek geregeld Zuid-Afrikaansche kranten las, Ons Land b.v., en ook geregeld Hollandsche brieven van Afrikaanders onder de oogen kreeg, zou hij over de zaak wel anders denken, vermoedelijk. In een vroegere aflevering van Neerlandia is reeds over deze zaak uitvoeriger geschreven. Waarlijk, de verengelsching van het Hollandsch en in mindere mate van het Afrikaansch is een heel eind gevorderd. En de uitkomst is, dat de taal van vele Afrikaanders een jammerlijk vermengsel is van de twee talen. Ongetwijfeld zijn er in Zuid-Afrika genoeg die dat zelf inzien. Er zijn een aantal ontwikkelde Afrikaanders die het Hollandsch door en door kennen en het voortreffelijk schrijven. Maar het wordt dan tijd dat zij hun landgenooten op dit gevaar wijzen. |
|