zijne verbazing vernam hij toen, dat ik het personeel verboden had mij in 't Fransch aan te spreken en dat allen zeer goed Vlaamsch (hun moedertaal) spraken.
Wat opmerkelijk is: het West-Vlaamsch is een Friesch dialect in klank èn in woordvoeging en de Friezen, die officieel waren afgevaardigd door ‘it Selscip for Frysce tael en skriftenkennisse’ - niet om daar een strijd te voeren van onze oude Friesche klanken tegen het algemeen gangbare Nederlandsch, maar om den groet van Friesland aan Vlaanderen te brengen, om als Noordelijksten de Zuidelijkste broeders van ons ras in Europa de hand te drukken en als 't kon te bemoedigen in hùn strijd - die Friezen hebben zeker met de grootste sympathie kennis gemaakt met Vlaanderen en de Vlamingen.
Sedert eeuwen zijn in die Nederlandsche dialecten de Friesche (kust-) vormen blijven bestaan. Men sprak gaarne Vlàmsk met ons, als men maar eenmaal wist dat ‘meneer’ van dat taaltje gediend was!
Het Vlaamsch zit in de verdrukking. Velen uit hoogere standen en vooral de dames spreken gaarne Fransch en beschouwen Vlaamsch als een ‘Kitchen Dutch’.
Onze invloed in Kortrijk was groot, men vond het prettig beschaafd Nederlandsch te hooren. - Op een morgen kwam iemand tegenover mij zitten in de ontbijtkamer. Ik gaf weer goed hoorbaar ‘goeden morgen’ te verstaan (zooals het den Diet past, vooral in Vlaanderen) en toen ontspon zich een zeer aangenaam gesprek. Mijn overbuur was Franschman nimmer in ons land geweest, had een congreskaart en wilde nu eens beproeven of hij die echte Nederlanders - en vooral zijn Afrikaansche broeders, die allen ‘zijn skoone moedertael’ immers spraken - wel zou kunnen verstaan. ‘Als het zoo gaat als met u, zal 't wel gaan; maar ik woon sedert jaren midden in Frankrijk en hoor daar mijne moedertaal, die ik in mijn jeugd in Noord-West-Frankrijk sprak, nimmer spreken.’
Ik heb van dien heer een brief ontvangen, waarin hij mij o.a. schrijft: ‘omtrent mij en hoore ik niet anders als Fransch en het Vlaemsch; mijne moedertael, die mij zoo aangenaem is, en hoore ik nergens. Mijne kinderen, hoewel geboren te Parijs, spreken Nederlandsch in Frankrijk. Met groote verwondering en een groot behaegen hebbe ik ulieden verstaen.... daerom was ik van gedacht dat ik weinig zou verstaen het waer Vlaemsch gesproken door een Hollandschen mond en bovenal de tael der Zuyd-Afrikaenders, en wat mij verbaest heeft, het is dat ik mijnheer (zijn naem ontsnapt mij) dominé der Boeren zoo wel en beter als sommige Vlaemingen verstond... want leve de prachtige Nederlandsche tael, zelfs in Frankrijk!’
Lezer, het is een Franschman die dit schrijft! Hij gaf mij verlof een en ander mee te deelen omtrent onze ontmoeting, maar wees er uitdrukkelijk op dat hij Franschman is en blijft en geen separist wil zijn. - Bravo! Brave Diet, dat is uw Nederlandsch karakter - trouw aan uw staatkundig vaderland, maar... het bloed kruipt waar 't niet gaan kan!! -
Met het oog op beide mijne ontmoetingen met Duitschers en Franschen in één zomer, (ik zou nog tal van voorbeelden kunnen noemen van Oost-Friezen en anderen, die mij in hun spreektaal schreven) wil ik er op wijzen dat het Engeland onmogelijk zal zijn datzelfde Nederlandsch uit te roeien of te verstikken in Afrika. Waar een Franschman schrijft: ik heb bijgewoont, met het grootste verheugen, uwlieder congres, als minnaer der Vlaemsche tael en ik en had zekerlijk niet gepeijst van gesprek te kunnen houden met Nederlanders, en gelijk gij zegt, het bloed kruipt waer het niet gaen kan, 'k mag zeggen dat mijne genegenheid hoog opgeschoten is, begrijpende dat ik kan verstaen worden door... enz.’, waar dat een Franschman zegt, die geen Nederlandsch op school leerde, daar mogen wij gerust vertrouwen dat de Afrikaanders mèt een school (die wij hen geven moeten en zullen!!) hun taal en daarmee hun ras-eigen zullen bewaren!
Ik zeg het onzen kranigen Poutsma na: ‘de polder is ingeloopen daarginds’ en dan, Nederlanders, ja! dan ook eerst kan de vreemde verdrukker ervaren wat en wie wij zijn, wij nazaten der oude Friezen en Sassen, die indommelen in onze drooggemalen polderlanden.
Zoo ook vroeger: Alva moest eerst komen, de Walen moesten in 30 eerst flink de baas gaan spelen, de Vlamingen moesten eerst goed de Fransche beschaving leeren kennen, de Afrikaanders de Engelsche beschaving en nog wat! Dan eerst ging het goed en zal het goed gaan. Geestdrift en taaiheid van uithoudingsvermogen komen bij ons ras eerst voor den dag als het water over den dijk is. En ook eerst nu zal de wereld ervaren wie die Afrikaanders zijn en van wat bloed!
Ik geloof dat we moed mogen houden voor de toekomst met deze feiten voor oogen van staatkundig geheel van ons vervreemden, die geen schoolonderwijzer hebben, welke hun leerde of de boeren geslacht werden met g of met ch.
Maar niettemin de hand aan de ploeg; onze polders zijn droog, hier is geen watersnood - maar ginds is de nood groot, direct voor het kostbare leven onzer vele maatschappelijk door Engeland te gronde gerichte verwanten, indirect voor hun taal en daarmee hun ras-eigen!
G.W. Van Zadelhoff.
Utrecht, September 1902.