Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
MededeelingenDe Heer Riënts Balt te 's-Gravenhage ontving van een beoefenaar van zijn stenografie onder de Boerengevangenen een schrijven waaraan het volgende wordt ontleend: ‘De vrede is gesloten en al onze verwachtingen zijn in rook verdwenen. Ons erfdeel door zooveel bloed gekocht, is ons arm klein volk door een roekeloozen vijand ontroofd. Wij moesten zwichten voor een overmacht die ons onrechtmatig beoorloogde. Het zaad van rassenhaat is gezaaid en samenleving is onmogelijk geworden. Indien het niet verhoed wordt zal Zuid-Afrika - vergeef mij de uitdrukking - een hel op aarde in de toekomst gelijk worden. Geen pen kan het gevoel beschrijven, dat zich van mij meester maakte bij het vernemen der tijdingen. Van ons volk werd het allerzwaarste offer gevraagd, n.l. ons land en onze vrijheid. Voortaan geen vrije burgers meer, maar Engelsche slaven. 't Is bijna ongelooflijk! Nu is de tijd van handelen voor de Nederlanders gekomen. Iemand met Zuid-Afr. zaken bekend, weet met welke listen de Engelschen gedurig trachten de Afrikaners te “verangliceeren”. Indien wij staande willen blijven, moeten wij hulp van buiten krijgen, van onze stamgenooten in Holland, en het doet zoo goed, te denken dat wij vrienden in onze verdrukking in de toekomst zullen hebben. Droefheid staat hier op 't gelaat van alle burgers te lezen. Wij zullen Gode zwijgen. Hij heeft het alzoo verordineerd in Zijn alwijzen Raad, en Hij zal ons kracht geven te dragen, wat verder over ons beschoren is’. |
|