Neerlandia. Jaargang 6
(1902)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbesprekingMooi Leven,
| |
How to speak Dutch,
| |
[pagina 47]
| |
woorden, woordgroepen, samenspraken, enz. met tal van oefeningen. Met het beginsel van den schrijver en het plan van het werkje kan ik mij volkomen vereenigen; ik geloof met de heeren Tuytel en Zuidema aan ‘Vele oefeningen en weinig Grammatica’; maar ik kan mij in 't geheel niet vereenigen met de methode door den schrijver ten opzichte der uitspraak gevolgd. Even uitstekend als ik zijn hoofdstuk over ‘The pronunciation of Dutch’ acht, even dankbaar gevoel ik mij, dat ik niet het Nederlandsch of eenige andere taal door middel van des heeren Logemans phonetische methode behoef te leeren. Hoe een Engelschman, die eerst voor cheerfulness: blei-moedδchheit of voor effective help: krachdaadδgδ hulδp heeft leeren vertalen, later de juiste spelling dier woorden zal kunnen onthouden of weergeven, is mij een raadsel. De spelling van een woord is toch zeker even veel, zoo niet meer, een zaak van het oog, van het juist opnemen van het klankbeeld, als van de kennis der spelregels, het geheugen en het oordeel. Op blz. 35 wordt den beoefenaar op het hart gedrukt: ‘The student of Dutch, in going trough the following exercices, vocabularies and dialogues is shougly advised not to pay any attention whatsoever to column 3 (the authorised spelling) before he has carefully gone overcome ten or twelve pages of columns 1 and 2, and so familiarised himself with the sounds of the spoken translation, etc.’ en ik kan mij voorstellen, dat de beoeferaar, die zich nauwgezet aan dit voorschrift gehouden heeft, een vrij zuivere uitspraak van het Nederlandsch zal verkrijgen en de taal goed zal kunnen verstaan en spreken; maar ik zou niet gaarne veroordeeld zijn om later 's mans schriftelijke ontboezemingen te moeten corrigeeren of zelfs maar te lezen! En nu, ‘to make confusion worse confounded’, komt er bij deze tweeërlei schrijfwijze van het Nederlandsch (de phonethische en de gewone) nog een derde: de Afrikaansche! Van alle woorden, woordgroepen, oefeningen, enz. vindt men in vier kolommen of afdeelingen het Engelsch, het phonetisch Hollandsch, het geijkte Hollandsch en het Kaapsch-Hollandsch naast elkander. Ik vind het om den meest phlegmatischen Engelschman tureluursch en wanhopend te maken! Wat het Kaapsch-Hollandsch betreft, het spijt mij, dat ik ook daarop aanmerking moet maken. In de eerste plaats toch heeft de heer J.F. van Oordt, de medewerker van den heer Logeman voor dit gedeelte van het werkje, volgens het voorbericht ‘tried to strike the happy medium between “High-Dutch”, often not understood by the people, and the “Kombuis-Hollans” (Kitchen-Dutch) of the uneducated coloured sewants’, en door die poging heeft hij een willekeurig taaltje geschapen, waarmee men wel zijn weg door Zuid-Afrika zal kunnen vinden, maar dat zeer misleidend is voor degenen, die zouden meenen door de beoefening van dit gedeelte van het besproken werkje een goed inzicht in en juiste kennis van het Afrikaansch te krijgen. In de eerste plaats is de uitspraak, zooals die wordt voorgesteld, wel Cape-Dutch (en nog al plat ook), zooals de schrijvers dan ook zelf verklaren, maar zeker niet algemeen Afrikaansch, allerminst, zooals men het in de Republieken, met name in de Transvaal, hoort. De oo wordt volstrekt niet overal als oe, de ee niet als ie, de uu niet als ie uitgesproken, enz. Vervolgens komen er woorden en uitdrukkingen in voor, die den stempel van ‘eigen baksel’ dragen, doch niet aan de levende Afrikaansche taal ontleend zijn. Met tallooze voorbeelden zou ik dit uit het boek zelf kunnen aantoonen; doch deze beschouwing is reeds lang genoeg geworden. Ten slotte wensch ik nog de algemeene opmerking te maken, dat het naar mijn overtuiging onnoodig is, den vreemdeling, die zich in Zuid-Afrika wil vestigen, op deze wijze van de beoefening van het Nederlandsch af te schrikken. Ik acht het volstrekt niet noodig dat zulk een vreemdeling buiten het Nederlandsch ook nog het Afrikaansch afzonderlijk leert. Iemand die goed Hollandsch kent en daarbij opmerkzaam gemaakt is op de eigenaardigheden van het Afrikaansch, inzonderheid wat zijn veel eenvoudiger buiging en zinbouw betreft; die enkele kenmerkende Afrikaansche woorden en uitdrukkingen geleerd heeft en overigens zich zoo eenvoudig mogelijk tracht uit te drukken, kan zich over geheel Zuid-Afrika door middel van het Hoog-Hollandsch (d.i. Nederlandsch) heel goed verstaanbaar maken en heeft ook, als hij eerst maar eenigszins aan het eigenaardig Afrikaansch accent gewend is, geen moeite om elken Afrikaner te verstaan. N. Mansvelt. * * *
Dr. W. van Everdingen te Rotterdam geeft weldra bij Waltman te Delft De Oorlog in Zuid-Afrika uit. Het loopt van 11 October 1899-Maart 1900 en zal, als uit aan Neerlandia toegezonden vijftien losse vellen reeds overtuigend blijkt, een prettig geschreven belangrijk boek zijn, waarop bij voorbaat de aandacht wordt gevestigd. In het volgend nummer zal het uitvoeriger worden besproken. |
|