Artikel 8.
De vrijstelling vervalt, wanneer aan het einde van een schooljaar de vorderingen van een leerling niet van dien aard zijn, dat hij tot een hoogere klasse kan worden bevorderd, tenzij uit de rapporten blijkt, dat de oorzaak daarvan een gevolg is van buitengewone omstandigheden, onafhankelijk van den aanleg of den ijver van den leerling, in welk geval de directeur van O.E. en N. hem kan vergunnen andermaal een jaar in dezelfde klasse te vertoeven.
Waar wij in het bijzonder de aandacht op vestigen is, dat geen onderscheid tusschen Europeaan en niet-Europeaan wordt gemaakt, zoodat ook onvermogende Inlanders en vreemde Oosterlingen van het kosteloos onderwijs zouden kunnen genieten. Een tweede zeer opmerkelijk beginsel van deze regeling is, dat, zoolang er voldoende plaatsruimte en leerkrachten beschikbaar zijn, allen, zonder onderscheid, die zich aanmelden en aan de gestelde voorwaarden voldoen, tot het kosteloos onderwijs worden toegelaten. Eerst dan indien het aanbod zoo groot mocht worden, dat algemeene toelating uitbreiding der bestaande inrichtingen zou vereischen, zal door den Direcreur van Onderwijs een grens worden getrokken. Wij vertrouwen echter dat ook in dat geval het trekken dier grens slechts een tijdelijke maatregel zijn zal en de gelegenheid tot het ontvangen van onderwijs spoedig in overeenstemming zal worden gebracht met de gebleken behoefte.
Welk een machtig middel deze vrijgevige regeling van kostelooze verstrekking van middelbaar onderwijs - in Indië geheel berustend op dezelfde beginselen als in Nederland - zijn zal ter bevordering van het streven door onze Indische vrienden voorgestaan, om alle westersche beschaving in Nederlandsch Indië zooveel mogelijk een Nederlandsch karakter te doen dragen, behoeven wij niet te betoogen. Ook dáarom brengt Neerlandia hulde en dank aan den heer Rooseboom en zijn raadgevers.
C.Th. van Deventer.