Allerlei
Nederl. Indië in het Buitenland beoordeeld.
Naar aanleiding eener beschouwing in de Quest-Dip. schrijft R.W.: ‘De resultaten der Nederlandsch- Indische koloniën zijn voor een aanzienlijk deel het gevolg van de deelneming der Nederlandsche regeering aan den handel ginds. Zij bezit daar haar eigen koffie-, kina- en indigoplantages, en heeft deswege voor spoorwegaanleg zorg gedragen. Volgens een bericht van den Franschen consul bedroeg de invoer in Nederlandsch- Indië in 1894 reeds meer dan 175 millioen gulden, tegen circa 182 millioen in 1897 en 180 millioen in 1898. De uitvoer wisselde in de laatste vijf jaren af tusschen 200 en 225 millioen. De landbouw en industriëele crisis, waaronder Nederlandsch- Indië veel geleden heeft sedert 1884, heeft deze vlucht niet gehinderd; integendeel de handel is juist zichtbaar vooruitgegaan. De koffiebouw heeft het meest geleden. De planters van Java, die een tijdlang de markten beheerscht hadden, zijn genoodzaakt zich nu naar de Braziliaansche koersen te richten. In de twee gunstigste jaren voor de koffieproduktie voerde Java in 1892 uit 1.004.143 pik. koffie tegen prijzen, afwisselend tusschen 59 en 63 gulden, tegen 1.052.424 pik. voor f 24 à 62. Wat suiker betreft, hoewel de cultuur zich steeds uitbreidt, is men eenigszins ongerust over de toekomst van de Philippijnen door de Vereenigde Staten geannexeerd. De Nederlandsche planters doen hun uiterste best om den suikerhandel met China te beginnen. Tot op een zekere hoogte wordt thee-aanplant begunstigd door planters die geen toekomst in den koffiebouw zien. In 1895 bedroeg de oogst 4.816.698 kg. tegen slechts 2.426.333 kg. in 1898. De uitvoer van tabak is in de laatste tien jaren bijna verdubbeld geworden; in 1898 bedroeg deze 61.652.647 kg. De opbrengst van kinabast is van 375.000 kg. in 1888 tot meer dan 4 millioen gestegen.
Onder de voornaamste exportartikelen in Nederlandsch- Indië melden wij nog: indigo 900.000 kg., in 1898, kokosolie 33.750 ton, gutapercha 4.360.000 kg. De rijst-oogst is niet groot genoeg om in het lokaal verbruik te voorzien.
De totale bevolking bedraagt ca. 40 millioen. Begin 1898 telde Nederlandsch- Indië ca. 3700 Europeesche en 69.400 Chineesche verkoopmagazijnen. De leveranciers dezer winkels zijn Engelschen, trouwens de handel is grootendeels in Engelsche handen. Bijna uitsluitend worden door Engeland geleverd, katoenen goederen, machines en spoorwegmateriaal. De Engelschen ondervinden echter tegenwoordig een zware concurrentie van Duitschland en Frankrijk. Laatstgenoemde voert rijst uit Indo-China, zoowel als kleedingstukken, mode-artikelen en vooral wijnen aan. Italië concurreert met Frankrijk in den invoer van wijnen.’
(Op verzoek overgenomen uit het Alg. Ned. Exportblad.)