Neerlandia. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZuid-AfrikaGroepsbestuur: Eerelid Z. H E. President Kruger; Voor de Z.A.R.: F.W. Reitz, Staatssecretaris, Pretoria, voorzitter; R. Gregorowsky, hoofdrechter, Pretoria, ondervoorzitter; I. van Alphen, Postm. Gen., le penningmeester; Dr. H. Reinink, Dir. Staatsgymnasium. Pretoria, le secretaris; Dr. F. Engelenburg, Ed. Volksstem, Pretoria; 2e secretaris. Leden: F. du Buy, Jhb; M. Valter, Ed Randpost, Jhbg., Adv. Smuts, Pretoria. - Voor de Kaap-Kolonie: Ed. Heer J.H. Hofmeyr, Kaapstad; Dr. Jos. Hoffmann, Paarl; Ds. J. Lion Cachet Burgersdorp; Ds. A. Moorrees, Paarl; B.H. de Waal, Consul Gen. der Nederl., Kaapstad; D.P. van den Heever, Venterstad. - Voor den O.V.S.: J.H. Meiring, 2e penningmeester. Naar aanleiding van hetgeen wij in ons vorig nommer over het zenden van geneeskundige hulp aan de Boeren opmerkten, schrijft in de Nieuwe Rotterdamsche Courant een lezer het volgende: Alles moet door Britsche stellingen en liniën om bij de Boeren te komen Daaromtrent is geen enkele bepaling opgenomen in de Roode-Kruis-conventie van 1864. Deze regelt niets meer dan de positie van het personeel en de lokalen, die op de slagvelden present zijn tot verpleging van gevallen strijders. Hoe ignobel ook van humanitair standpunt, de oorlogvoerende macht - ic de Britten - is geheel vrij in het weigeren der doorlating ook van de Roode-Kruis-hulp naar hun vijand. Deze mededeelingen van den lezer der N.R. Ct. komen overeen met de inlichtingen die wij zelf verkregen hebben; hij is blijkbaar iemand die op de hoogte is. Inderdaad verplicht geen artikel van de conventie van 1864 Engeland om personeel of materiaal van het Roode Kruis door zijne liniën te laten, en alleen die conventie van 1864 is van kracht. Herhaalde pogingen om haar te wijzigen en uit te breiden zijn telkens vruchteloos gebleven. Naar de letter is Engeland dus in zijn recht, maar naar den geest? Men maakt geen bepalingen omtrent de rechten en verplichtingen van Roode-Kruis-ambulances op het oorlogsveld, als men niet vooropstelt dat zij daar toegelaten worden. Nu kan men zeggen, dat een oorlogvoerende partij er bezwaar tegen mag hebben om een ambulance door hare liniën heen naar den vijand te laten trekken, zooals natuurlijk zou moeten gebeuren als er thans geneeskundige hulp naar de Boeren werd gezonden, omdat de vijand aldus inlichtingen zou kunnen krijgen die men voor hem verborgen wil houden. Maar weegt dit op tegen het beginsel, in de Roode-Kruis-conventie neergelegd, dat men den vijand geen verpleging van zijne gewonden mag onthouden? En is het wel veel meer dan een denkbeeldig bezwaar, dat de Boeren door een paar doktoren, aan wie hun weg kan voorgeschreven worden en voor wie men op hun tocht over het door de Engelschen bezette gebied voldoende verborgen kan houden wat men verbergen wil, - dat de Boeren door die doktoren dingen te weten zouden komen welke zij niet op andere wijze, door hun onafgebroken verkeer met vrienden in het door de Engelschen bezette gebied, toch vernemen kunnen? In elk geval hebben de Engelschen het in een vroeger tijdperk van den oorlog, welke vrijheden zij zich ook toen reeds met de ambulances der Boeren veroorloofden, nooit zoo ver gedreven om doktoren die zij in handen hadden gekregen niet te vergunnen door hunne liniën heen naar de commando's terug te keeren. Neen, Engeland heeft de Boeren niet kunnen onderwerpen met de middelen, in den beschaafden oorlog - wonderlijke samenvoeging, maar zoo iets bestaat toch - gewettigd, en tracht ze nu met alle middelen er onder te krijgen. Het wreekt aan vrouwen en kinderen dat de mannen den tegenstand volhouden; het tast het persoonlijk eigendom der burgers aan; het voert gevankelijk ver over zee weg zelfs mannen die zich overgegeven hebben op belofte dat zij in het land mochten blijven; het ontneemt en onthoudt de Boeren voor hun gewonden en zieken geneeskundige hulp. Het vraagt niet naar wat recht en billijk is, maar doet waartoe het macht heeft. Daar komen sommige Engelschen ook rond voor uit. Menigeen die uit Zuid-Afrika hier te lande de wijk heeft genomen of uitgezet is weet u te verhalen, dat zij, van een bevelvoerenden Engelschen officier iets vragende waarop zij recht hadden, ten antwoord kregen: recht of geen recht, 't gebeurt zooals ik wil. Zoo blijven dus de Boeren van doktoren verstoken, en hoezeer hebben zij die noodig! Bij de Vrijstaatsche commando's is er, zoover wij weten, slechts een. Van de doktoren bij de Transvaalsche commando's is er, volgens een Engelsch bericht, onlangs weer een te Lourenço Marquez aangekomen. Hij heette toen de laatste Hollandsche dokter die nog onder de Boeren werkte; dat is onjuist, maar er zijn er nog slechts enkelen, en Transvaalsche doktoren zullen er ook niet veel meer zijn. In de gevechten van de laatste maanden maken de Engelschen nog al wat Boeren gevangen. Zou dit de verklaring niet wezen, dat dat dikwijls gewonden zijn die maar achtergelaten worden, omdat zelfs een amputeer-lievende Engelsche dokter beter is dan geen dokter en misschien ook geen verbandmiddelen?
* * * Intusschen blijkt uit de mededeelingen van den lezer der N.R. Ct., dat onze onderstelling, als zou het hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis toch wel bij de Engelsche regeering, ook door bemiddeling van onze regeering, op doorlating van ambulance-personeel en materiaal aangedrongen hebben, juist is. Wat de lezer van de N.R. Ct. daaromtrent vertelt is op een punt niet volkomen duidelijk. Het hoofdbestuur heeft, zoo lezen wij, op zijn pogingen in Februari gedaan nog | |
[pagina 58]
| |
geen antwoord gekregen. Nu kan dat beteekenen: geen antwoord van de Nederlandsche regeering, die het in den arm heeft genomen (‘langs diplomatieken weg’), maar dat is niet waarschijnlijk. Het hoofdbestuur, in den Haag zetelende, kan te gemakkelijk met onze regeering aanraking krijgen - en heeft die aanraking inderdaad ook - en onze minister van buitenlandsche zaken staat te algemeen als een beleefd man te boek, dan dat men mocht onderstellen, dat hij van de Engelsche regeering wel een antwoord ontvangen, maar het niet aan het hoofdbestuur van het Roode Kruis medegedeeld zou hebben. De bedoeling is blijkbaar, dat de Engelsche regeering niet geantwoord heeft. Dat is voor het hoofdbestuur van het Roode Kruis niet aangenaam, maar toch bovenal grievend voor onzen minister van buitenlandsche zaken, die van de Engelsche regeering een zoo onhoffelijke behandeling allerminst verdiend heeft. Baron van Hardenbroek, die geen antwoord krijgt van Lord Wantage, heeft dus een lotgenoot in den heer de Beaufort. Zoo zijn de Engelsche manieren. Maar wij zouden zeggen: men moet 't er niet bij laten zitten. Het hoofdbestuur van het Roode Kruis late niets onbeproefd om alsnog de begeerde toestemming van de Engelsche regeering te verkrijgen, en althans een antwoord. En krijgt het dat niet, of is het antwoord een weigering, zorge het er dan voor, dat het in Europa goed bekend worde, dat Engeland onder zijn middelen om de Boeren te bevechten ook opgenomen heeft, aan de gewonden van zijn vijand geneeskundige hulp te onthouden. En mogen er dan onder onze doktoren een paar ondernemende jongelui gevonden worden die op eigen hand trachten door de Engelsche liniën heen te komen. Dat zal niet licht gaan en het gevaar voor gevangenschap zit er op, maar het kan lukken, en de prijs is den inzet waard.
* * *
De Engelschen zenden nu ook gevangen Boeren naar Bombay. Dat is heel stil in zijn werk gegaan. Wel verscheen er geruimen tijd geleden een bericht uit Indië in de pers, naar luid waarvan men er gevangen Boeren verwachtte, maar sedert vernam men er niets meer van. Het leek een onwaar gerucht. Inderdaad was het een juist bericht, bij ongeluk door de censuur doorgelaten. Berichten uit Kaapstad over het vertrek van de schepen, die de Boeren naar Indië overbrachten, werden blijkbaar alle tegengehouden. Men hoorde er pas van toen het eerste schip te Bombay was aangekomen. En nu heeft er al een tweede Boeren aan wal gezet, en waarschijnlijk volgen er meer. Nu is Bombay, niet alleen de stad maar het geheele presidentschap, nog door de pest aangetast. De plek waar het gevangen kamp ligt, Ahmednagar, ligt in een streek, zwaar door pest en hongersnood beide geteisterd. Een Engelsch-Indisch blad heeft de plaats reeds zeer ongezond genoemd.Ga naar voetnoot*) Dat heeft de Engelsche regeering tegengesproken met de herinnering, dat er troepen in garnizoen hebben gelegen, hetgeen weinig bewijst, maar in Engelsche bladen wordt volgehouden dat het er stellig ongezond is. In elk geval is het er een smoorheet klimaat en het land is een pestland. Daar sturen de Engelschen de Boeren uit hun gezond Zuid-Afrika heen. Professor van der Wijck zegt in de eerste aflevering van Onze Eeuw, over stelsels van opvoeding sprekende: ‘Met de zweep kweekt men een brutaal en woest ras, dat op zijn beurt voor barbaarsche handelingen niet zal terugdeinzen. Aan zijn opvoeding dankt het Engelsche volk het, dat het wreeder is dan eenige andere West-Europeesche natie, dat nergens meer “wife-beating” voorkomt, dat zijne officieren en soldaten er niet tegen opzien gevangen Sepoys aan den mond van het kanon te binden en zoo dood te schieten, het bloed van Matabelen onder leiding van Rhodes bij stroomen te vergieten, de Emirs van Omdurman, die als teeken van onderwerping ongewapend op den grond neerhurkten, in koelen bloede te vermoorden.’ Daarmede eindigt prof. van der Wijck zijn voorbeelden. Hij behoefde er den oorlog in Zuid-Afrika niet bij te halen. Zijn lezers kunnen dat zelf doen. De wreedheid van den Engelschman treedt daar telkens aan den dag, en het zenden van de Boeren naar Bombay, waar er zeker velen zullen bezwijken, is er een nieuw bewijs van. En wie beseft ten volle hoe onmeedoogend de Engelschen in de republieken tegen den hardnekkigen vijand, die zich maar niet gewonnen wil geven, te keer gaan? De censuur waakt, dat de buitenwereld er niet van hoore. En al wat de buitenwereld er tegen doen kan is zooveel mogelijk bekend te maken wat er nog van ruchtbaar wordt. In de Nederlandsche pers verschijnen er van tijd tot tijd brieven uit Zuid-Afrika of mededeelingen van menschen, die van daar zijn gekomen, betreffende de wijze van oorlogvoeren, door Engeland betracht Men zorge er voor, dat die berichten in de buitenlandsche pers overgenomen worden. De afgevaardigden van den Nederlandschen Journalistenkring op het aanstaande journalistencongres te Bern kunnen op dit stuk in samenwerking met het Perskantoor van ons Verbond veel doen.
* * * Wij laten voor het oogenblik den oorlog verder rusten en vestigen de aandacht op een andere zaak, die voor Zuid-Afrika en ons Verbond tevens van belang is. Toen voor eenige maanden een gezelschap Afrikaanders naar Duitsch Zuid-West-Afrika vertrok, bevalen wij een hunner de behartiging van de taal aan. Hij schrijft ons nu van daar: ‘Wat de vooruitzichten voor het verspreiden en lezen van nuttige Hollandsche boeken hier in het land betreft, die zijn ongetwijfeld groot. Behalve in Swakopmund kan men geen enkel Hollandsch boek krijgen om te koopen, zelfs geene godsdienstige werken, en dat in weerwil van het feit dat hier al bij de duizend Afrikaanders in het land wonen. Er is hier dus een groot arbeidsveld voor het Algemeen Nederlandsch Verbond.’ |
|