Neerlandia. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Jaarverslag van den Algemeenen Secretaris.Het slot van het vorige jaarverslag zij het begin van dit: ‘en buiten de geldmiddelen om van het Verbond is nog steeds het Perskantoor in vollen gang.’ Eigenlijk weken ook dit jaar weer alle andere Verbondsbelangen bij die van het Perskantoor, welks bestaan echter bij de meeste Nederlanders niet of onvoldoende bekend blijkt. Immers wat men er van hoort of ziet, is enkel inlichtingsdienst, zich uitende in de bladen met navraag omtrent vermisten. En al is die dienst voor honderden in en buiten ons land een zegen geweest, omdat hij zoo dikwijls beslissing heeft gegeven na pijnlijke onzekerheid, al heeft die dienst ook veel arbeid verlangd, hoofdzaak is hij nooit geweest. Hoofdzaak was de onverpoosde bestrijding, dag aan dag, van laster en leugen; de beraden veldtocht tegen geniepige wreedheid; de voortdurende terugdringing van den altijd weer aanzwellenden waan alsof de Engelsche beschaving voor Zuid-Afrika de hoogste zegen was. En naast dat alles de voortdurende herinnering aan de waarde van de Hollandsche taal voor de naar vrijheid snakkende Afrikaanders. Dat was hoofdzaak voor het Perskantoor, dat was zijn reden van bestaan sedert het uitbreken van den oorlog. En zijn werkkring zou onvervuld zijn gebleven, hadden niet vooraf Nederlandsche mannen en vrouwen over de geheele wereld zich aaneengesloten tot een Verbond, dat de behartiging brengt van gemeenschappelijke stambelangen, de uitbreiding en bevestiging vooral van het Nederlandsche taalgebied. Als bij het begin van den oorlog het A.N.V. niet had bestaan, dan had het toen moeten worden uitgevonden, maar de regeling zou langer voorbereiding hebben behoefd dan de jachtende feiten hadden gedoogd. Nu stond het er, jong nog, maar reeds vast, en van opkomend plan tot begin van uitvoering verliep maar één dag. Wie hier aan de Ned. Zuid-Afr. Vereeniging denkt, vergete hiet dat deze om tal van redenen beperkt is binnen eigen arbeidsveld. Dat zij niet kon doen wat het A.N.V. kon en moest doen, strekt haar niet tot verwijt. Zonder in te gaan op bijzonderheden, waartoe dit verslag zich ook op ander gebied niet leent, volsta thans de verzekering dat de samenwerking tusschen A.N.V. en N.Z.A.V. nooit iets te wenschen heeft overgelaten; integendeel! Het A.N.V. had in de Wijnstraat te Dordrecht juist een eigen woning gekregen; het omslachtig beheer had dat | |
[pagina 54]
| |
noodig gemaakt. Daar vestigde zich het Perskantoor, eerst met vrijwilligers. Maar geen week had dat geduurd of de onmogelijkheid om zonder vast personeel iets goeds te doen, was volkomen gebleken. Overal waar men zich wendde, was stelselmatige wederlegging noodig van vervalschte berichten en onware voorstellingen, onontwarbaar kluwen van opzet en onwetendheid. Daartegen moest worden opgetornd, elken dag, met steeds zich uitbreidend werkgebied, het eene land in Europa voor en het andere na, ook Amerika en Canada en Australië. De snel elkaar opvolgende oorlogsfeiten wekten overal ongekende belangstelling; de gegevens voor berichten en weerleggingen lagen voor het grijpen; het werd een jagen tot laat in den avond om klaar te komen telkens met de dagtaak, tijdelijk tien personen met onafscheidelijke schrijfmachines en cyclostiel. Het kantoor bleek te klein en verhuizing was noodig. Het kwam en is nog op de Voorstraat, eveneens een bovenhuis. En op verren afstand voelde het Perskantoor ook daar den golfslag van de oorlogszee. Hoog ging het in den tijd van voorspoed van wapenen, overal leven en geestdrift; de wereld groeide in Engelands rampen, zich verkneukelende dat de slagen ditmaal vielen waar zij hoorden. Het was een lust om te werken en te leven in zoo mooien tijd en onvermoeid moeid het voorwaarts. Maar toen kwam Paardeberg en de juiching verzwakte; toen kwam Bloemfontein en Pretoria en 't was stil. Oostenrijk eerst verklaarde niets meer te kunnen doen; de sympathie was niet gedaald maar na de begoocheling was het onverbiddelijke feit gekomen: de Boeren waren hun vrijheid kwijt, jammer, maar kwijt. Toen kwam na vele anderen ook de trouwe, heldere heraut der Boeren, de Rheinisch-Westfälische Zeitung, met zijn bekend hoofdartikel: 't is uit, onherroepelijk uit, jammer, maar uit. En toen kromp ook het Perskantoor in, want zijn gebied was kleiner geworden, er volgde een tijd van onzekerheid in keus van middelen, er deed zich voelen hoe veel gemakkelijker het is zegevierende legers te volgen dan benauwde vluchtelingen. Toch is bij de leiding ook toen niet de overtuiging bezweken dat het eind ondanks alles zou zijn de vrijheid der Hollandsch-Afrikaanders. Langzamerhand kwam er orde in de warring van berichten; op nieuw was de taak duidelijk geworden: de wereld moest worden bekeerd van de met arglist opgedrongen onwaarheid: de oorlog is uit. En groote bedrijvigheid keerde terug; de stroom van ballingen voerde steeds nieuwe bewijsstof aan voor nog onbekende schendingen van recht en menschelijkheid; persoonlijk onderhoud met tal van de besten onder hen sterkte het geloof in het volhardingsvermogen en de beradenheid der nog te veld staande Boeren; er kwam licht over de toestanden en verklaring van onbegrepen verhoudingen. En dagelijks als voorheen werden naar het buitenland met vermelding van bron de bescheiden gezonden, noodig om inslaapwieging te voorkomen en verslapte belangstelling te stijven. Dat van den aanvang af de werkzaamheden hoofdzakelijk op het buitenland waren gericht, spreekt van zelf. De Nederlandsche pers behoefde geen voorlichting; zij zag klaar en helder haar eigen weg. Maar de meeste groote bladen steunden het Perskantoor getrouw door geregelde toezending van een vast aantal nummers, onmisbaar voor de verspreiding. * * * Naast dit perswerk, dat elke eerlijke toets kan doorstaan, waarbij onmiddellijk ruiterlijke herroeping plaats vond na de weinige onvermijdelijke mistastingen, kwam op groote schaal de verspreiding der beste geschriften voor de aanleidingen en het verloop van den oorlog, waardoor deugdelijke beschouwingen, op feiten gegrond, over de wereld den weg vonden, die anders gesloten zou zijn geweest. Hooge stapels brieven, de geschiedenis vormende van den geestelijken strijd door het Verbond ten behoeve van zijn Groep Afrika gestreden, getuigen bovendien van de tallooze pogingen tot hulp, met soms overweldigende inspanning gedaan, maar meestal plotseling verloopende, als door een zeef. De feiten waren dan te machtig. Geen plan bijna van eenige beteekenis ten voordeele van de Republieken in ons land en daarbuiten ondernomen, of het A.N.V. had aan de uitwerking een meestal zeer belangrijk aandeel. Zeer velen weten dat, door eigen onschatbare medewerking of door aanschouwing van verre. * * * het A.N.V. in staat gesteld de toegezonden boek- en plaatwerken in goeden staat te brengen en te bewaren tegen versnippering. Maar bovenal ééne daad van het A.N.V. blijft in hare gevolgen onverzwakt: de uitgave van het geschrift ‘De Regeering van de Z.A. Republiek en Het Onderwijs.’ Het geeft met inleidenden tekst op tabellen en platen de hoofdzaak weer van alles wat in het Paviljoen van Transvaal op de Parijsche Wereldtentoonstelling over het onderwijs te zien werd gegeven. In Fransch, Engelsch, Duitsch of Hollandsch werd het heinde en ver toegezonden aan regeeringsleden, hoogleeraren en verdere invloedrijke personen, aan openbare boekerijen, tijdschriften en dagbladen, en stelde op onweerlegbare wijze den laster aan de kaak, als zou de Regeering der Z.A.R. de geestelijke ontwikkeling harer inwonenden, burgers zoowel als uitlanders, hebben tegengehouden. Met de hoogste onderscheiding bekroond door een jury, samengesteld uit mannen van allerlei landaard, ook Engelschen, wordt thans de inrichting van het onderwijs in de Republiek alom gewaardeerd. Al zou dan ook de Republiek verloren gaan, dan nog ware het boek, waarop het A.N.V. als uitgever prijkt, een eeuwige getuigenis van de voortreffelijkheid van het onderwijs in dien nog jongen staat, die niets vuriger verlangde en niets meer behoefde dan wat hem stelselmatig werd onthouden, rust voor geleidelijke ontwikkeling. De bewijzen zijn toegestroomd dat in eigen land en den vreemde de waarde van dit geschrift is begrepen. * * * Het spreekt van zelf dat over de wijze van werken van het Perskantoor hier geene nadere aanduiding kan worden gedaan. Alleen moge dit nog worden gezegd: de aanzienlijke kosten daaraan verbonden, zijn gedekt door vrijwillige giften, soms van zeer hoog bedrag, zoodat het A.N.V. steeds volkomen vrij is geweest van welken invloed ook. Zij die zijn werk hebben mogelijk gemaakt, begeeren niet te worden genoemd; hun hier echter opnieuw een woord te brengen van grooten dank, is blijde plicht. * * * De omstandigheid dat het Verbond wederom beroofd bleef van den steun van Z.-A., dat offers vergde zonder aandeel te nemen aan de lasten, is de natuurlijke oorzaak van | |
[pagina 55]
| |
tijdelijke ongelegenheden in het beheer. Geen twijfel bestaat er of na den vrede zal ginder het A.N.V. een groote rol spelen in de ontwikkeling van het Nederlanderschap in den ruimsten zin van het woord. De invloedrijke Afrikaanders hier te lande begrijpen zeer goed dat thans hun volk behoefte zal hebben aan geestelijke aansluiting bij het moederland dat zij leerden waardeeren, zonder op te houden zich zelf te zijn. En hechter dan ooit is de overtuiging gevestigd bij het bestuur van het Verbond, in staat scherper dan menig ander de teekenen waar te nemen, dat in de toekomst Zuid-Afrika voornamelijk aan het Hollandsch-Afrikaansche ras behoort. In den strijd daartoe nog noodig mag het A.N.V. nooit zijn geestelijke wapenen nederleggen en het rekent, al was het alleen daarom, op den steun van allen die begrijpen dat tijdelijke hulp spoedig heeft uitgewerkt. Al was het alleen daarvoor. Maar er is meer en dat leidt tot de vraag: wat heeft het Verbond in het afgeloopen jaar verder gedaan? Het antwoord kan slechts onvolledig zijn. Allereerst een woord over een Nederlandsch gebied, dat ook in nood verkeert, maar niet door geweld van wapenen: de kolonie Curaçao, die verleden jaar op de begrooting met een nieuwe post is bedacht, f3000 ‘voor het ondersteunen en aanmoedigen van de sisal- en andere culturen’. Te dikwijls reeds is gewezen op de verwording van het Nederlandsche element aldaar, dan dat het betoog behoeft dat het A.N.V. slechts in toenemende welvaart het middel ziet tot zijn herleving. Daarop bestaat thans uitzicht, indien de Volksvertegenwoordiging de motie-van Kol aanneemtGa naar voetnoot1), op 14 Nov. l.l. ingediend, waarbij de uitzending eener commissie wordt gevraagd om ter plaatse de toestanden te onderzoeken, en na gedaan verslag de middelen aan te wijzen ter verbetering. Het oogenblik voor die motie is gunstig; de algemeene belangstelling in Nederlandsche toestanden is de laatste jaren onmiskenbaar toegenomen; het schijnt nu de tijd tot handelen, nu of nooit misschien. Van het besluit eerlang te nemen zal voor een groot gedeelte afhangen of het Verbond in Curaçao en aanhoorigheden nuttig zal kunnen medewerken tot de herleving van den Nederlandschen geest. Nu loopt dit gevaar onder algemeenen druk. Nieuw leven is waar te nemen in onze Oost, waar op verschillende wijze de aanleering onzer taal wordt bevorderd bij de ontwikkelde inlanders.Ga naar voetnoot2) In hoever het A.N.V. daar wortel zal schieten moet nog blijken; sedert 1 Januari pas is de Hoofdcommissie te Batavia openlijk opgetreden, afwachtende de Koninklijke Goedkeuring op de te herziene statuten, ten einde zelf op nuttige wijze de nieuwe Groep voor goed te kunnen vestigen. Met groote waardeering heeft het Hoofbestuur hier te lande de voorlichting dier commissie genoten bij de wijziging der Algemeene Statuten en bij die van Groep-Indië; zoo deugdelijk was het voorgelegde plan, dat daarin slechts veranderingen van zeer ondergeschikten aard konden worden aangebracht. Niet ook aan de Bataviasche commissie lag het dat met de afdoening dier aangelegenheid is getalmd; bijzondere omstandigheden hier te lande waren daarvan de oorzaak. Het Hoofdbestuur stelt er hoogen prijs op dit te verklaren. En het voegt er den levendigen wensch bij dat ook uit Nederland door de mannen van gezag in Indische toestanden, herhaaldelijk en met klem wordt gewezen op de groote beteekenis ginder van een bloeiende Groep van het A.N.V. Over en weer zullen moederland en kolonie de zegenrijke gevolgen daarvan ondervinden. Met groote ingenomenheid ontvangt het Secretariaat uit Indië bewijzen van instemming. Bovenaan staat in zucht tot medewerking, althans voorzoover hier blijkt, de Semarang Courant, welks hoofdleider dr. van Lingen op allerlei wijs, ook door geregelde toezending van zijn blad, zijn vriendschap toont voor het Verbond.Ga naar voetnoot*)
* * * Eene instelling als het A.N.V. kan zich niet anders dan langzaam ontwikkelen. De vadsige onverschilligheid van verreweg de meeste Nederlanders voor stambelangen wordt slechts geleidelijk overwonnen. Een groote sprong voorwaarts in ledental had wellicht kunnen worden verkregen, zoo de groote trom was geroerd. Maar daarvoor ontbraken de paukslagers. Een gematigd plan tot uitbreiding bleef zelfs rusten zoodra de N.Z.A.V. door heel het land versterking zocht; ook de schijn van haar in deze pogingen te willen hinderen, werd vermeden. Toch mag eene krachtige poging om het Verbond meer bekend te maken niet uitblijven. Binnen kort zal een handig boekje verschijnen, zooals in de vorige Alg. Vergadering is besproken. Er is veel vraag naar. * * * Van de Oostelijke Groep N. Amerika werd weinig of niets vernomen; het zal waarschijnlijk eenigen tijd duren | |
[pagina 56]
| |
voor dit het geval is. Te midden eener zuiver Amerikaansche omgeving, met slechts enkelen onder de afstammelingen der eerste nederzetters die nog een verbasterd Nederlandsch verstaan, het zg. Jersey-Dutch, gedijt het Verbond natuurlijk slechts langzaam, maar zal het hopen wij, onverwacht blijken dat de pogingen van het Hoofdbestuur zijn gelukt om allereerst in den staat New-York door hooger en middelbaar onderwijs nieuwen invloed te verleenen aan Nederlandsche beschaving. In de Westelijke Groep heeft ds. Henry Beets te Grand Rapids als secretaris prof. Henry Dosker te Holland Mich. vervangen, die om redenen van gezondheid van allen bijzonderen arbeid had moeten afzien. Dit was een teleurstelling, want prof. Dosker had in zijn brieven zich altijd zulk een overtuigd voorstander van het Verbond betoond, al ontveinsde ook hij zich niet dat zijn invoering in Amerika groote moeilijkheden zou ondervinden door de ontzaglijke afstanden tusschen de verschillende Nederlandsche nederzettingen. Dat ds. Beets, de nieuwe Secretaris, hart heeft voor het Verbond, is reeds herhaaldelijk gebleken; hij en zijne medestanders schuwen lange reizen niet ter verdere ontwikkeling onzer gemeenschappelijke stambelangen. En dat hij zich moeite geeft voor de geschiedenis der Nederlandsche taal in N. Amerika, getuigen twee artikelen van zijn hand in het Letterkundig Maandschrift van l.l. Maart en AprilGa naar voetnoot1). Hij schat daarin het aantal van hen die in Amerika het Hollandsch nog kunnen spreken en lezen op ongeveer 200.000, maar klaagt dat op enkele uitzonderingen na als De Wachter onder leiding van ds. A. Keizer, De Hope (prof. Dosker) en De Grondwet (red. de heer van Lummel), in zijn omgeving de meeste der Hollandsche couranten onze taal slecht in eere houden en dat de dagelijksche spreektaal meer en meer verbastert. Ook Beets bevestigt dr. Kuypers meening dat in Amerika onze taal gevaar loopt binnen een halve eeuw zoo goed als dood te zijn. Enkel gestadige toevoer van landverhuizers zal dit kunnen verhinderen ‘tenzij, zegt Beets, ons volk hier worde wakker geschud uit den slaap van onverschilligheid tegenover 't rijke, prachtige, fleurige onzer moedertaal. Taalzin en taalliefde moet worden gekweekt; 't rechte besef dat een taalbond met Nederland en kennis van Nederlands litteratuur noodzakelijk is, zullen wij een kleurhoudend en zegenend element worden van de Amerikaansche natie die thans ineensmelt. Zal aan 't Algemeen Nederlandsch Verbond, zoo vraagt hij verder, dat ook die heerlijke taak op zich nam, gelukken dit alles te verwezenlijken? Wij hopen en wij wenschen het, maar wij vreezen.’ Nederland voegt daaraan toe dat al moge, trots alle inspanning, het Nederlandsch niet kunnen worden gered uit den maalstroom van het alles meesleurende Engelsch, de taal der vaderen eene plaats moge innemen naast dat Engelsch. Dat is ook van dr. Kuyper de uitgesproken wensch. En dr. Beets zegt dat ‘verbonden te blijven aan al wat grootsch en voortplantingswaardig is in 't Nederlandsche volk, de vurige begeerte is van de besten der Nederlandsche voormannen in Amerika.’ De heer L.Ch. van Noppen, die reeds het vorige jaar zulke welgeslaagde lezingen heeft gehouden over Nederlandsche letterkunde, heeft op nieuw dit jaar in Febr. en Maart in Columbia University een zestal voordrachten gehouden over Vondel, Hooft, Huygens en de Nieuwe Gidsschool (van Eeden, the first Dutch poet of the day, and Helene Swarth, the singer of moods). Van Noppen is van groote kracht voor het Nederlandsche element in Amerika. Zijn Engelsche uitgave van de Lucifer zal dit jaar worden gevolgd door de Samson en Adam in Banishment, beiden voorafgegaan door vergelijkende onderzoekingen.
* * * Door het vertrek van den Heer F. Heeren uit Venezuela is het oprichten van eene afdeeling van het Verbond aldaar tegengehouden. Wel is den Heeren Scholtz en Perret verzocht de zaak verder te behartigen, maar de bekende snel opeenvolgende omwentelingen belemmeren de pogingen. Door de hoogst gewaardeerde medewerking van den Heer A.M.W. ter Laag zijn op het eiland St. Martin alle Nederlanders, die daartoe in aanmerking konden komen, tot het Verbond toegetreden. De poging van het Hoofdbestuur om onze landgenooten in Buenos Ayres te vereenigen, wachten nog op eindbeslissing; de groote afstand maakt ook hier doortastendheid onmogelijk. Daarentegen heeft, zooals bekend is, in Lissabon zich op voorgang van den heer H. Wattel, het kleine aantal Nederlanders tot eene afdeeling vereenigd. Lissabon is aanlegplaats voor booten op Zuid-Afrika en daardoor kan deze jonge afdeeling zeer belangrijk worden. Thans reeds is zij dat door de gewichtige diensten aan de krijgsgevangen Boeren bewezen. Dat op Ceylon de afstammelingen der oude Hollandsche volkplanters uit eigen beweging, reeds voor de komst der ballingen, zich hebben aaneengesloten tot het Hollandsche Gezelschap van Ceylon, is evenzeer bekend. De vraag van den Voorzitter, den heer Anteunisz te Colombo, om voorlichting, heeft tot een onderzoek geleid, waarna ter kennismamaking eenige exemplaren van Hoogvliets Elements of Dutch Grammar zijn gezonden. Dit boek toch scheen het meest geschikt voor het aanleeren van Hollandsch door Engelsch sprekenden. Met belangstelling wordt het oordeel daarover ingewacht; nu toch bestaat de mogelijkheid van zaakkundige toetsing, daar terwijl de heer Antheunisz zelf ook het Hollandsch verstaat, de praktijk in dezen uitspraak moet doen. Men verwachte echter ook van Ceylon niet op eenmaal geruchtmakende feiten. Ongeduld, zooals ook leden van het A.N.V. soms toonen in brief en woord, is bij geestelijken ontwikkelingsgang geheel van onpas. Plotseling rijzend beslag valt snel weer plat; alle goede ding zijn tijd. Maar het feit zelf dat nakomelingen van Hollanders, na een eeuw afscheiding van het moederland, behoefte gevoelen aan hernieuwing van gemeenschap, is een bewijs te meer van wat in dit verslag reeds is gezegd, dat en werking is in den Nederlandsche stam. Is dit door of ondanks het Verbond? In elk geval bewijst het dat het Verbond is geboren, niet gemaakt. En daarin ligt reden en nut van zijn bestaan.
* * *
Vlaanderen heeft in Neerlandia zooals men weet zijn eigen gedeelte, dat vandaaruit wordt gevuld; de jaargang 1900 vermeld dus alles wat op die groep betrekking heeft. Voor de buitenwereld heeft enkel de strijd groote belangrijkheid, | |
[pagina 57]
| |
die daar gestreden wordt om al of niet een Vlaamsche of een Fransch-Vlaamsche hoogeschool. Neerlandia wordt toegezonden aan de ballingen op St.-Helena en Ceylon; voortaan ook naar Ahmednagar. Buiten de groepslanden wonen er leden van het Verbond in: Shanghai, Peking, Tientsin, Berlijn, Charlottenburg, Hamburg, Lodenau, Mittweida, Bremen, Friedrichstadt, Meissingen, Leipzig, Kopenhagen, Friedrichshafen, Windsor, Lincoln, Liverpool, Glasgow, Londen, Marseille, Tripoli, Venetië, Weenen, Lissabon, Teheran, Ispahan, Warschau, Rowno, St.-Petersburg, Odessa, Moscou, Constantinopel, Neuchâtel, Davos, Curaçao, Paramaribo, Bangkok en Calcutta. De brieven toonen hoe vele trouwe vrienden het A.N.V. reeds bezit, overal. Dat, en het bewustzijn veel goeds te kunnen doen voor den Nederlandschen stam, geeft groot vertrouwen op zijn toekomst. |
|