Niet Betreurd.
Veiligheid wettigt open deur en onbeperkte gastvrijheid; bedreigdheid maakt sluiting tot plicht en stelling van wachters. Gezegend het volk dat geen taalgevaar kent; rustig lokt het de talen van vreemden, wetende daardoor zijn gezichtskring te verhelderen en te verwijden.
Zoo het Nederlandsche volk. Maar niet zoo de Hollandsch-Afrikaanders en de Vlamingen, die hun taal moeten verweren. Want elke taal die de landstaal bedreigt is een vijand. Het Russisch is vijand van het Finsch en het Poolsch, het Duitsch van het Tsjechisch, het Engelsch van het Hollandsch-Afrikaansch, het Fransch van het Vlaamsch. Eerst wanneer de eigen taal schoor staat, is de vijand geworden tot vriend.
Hoe openlijker vijandig de taal, des te minder gevaarlijk; brutaal geweld alleen wekt taaien weerstand. Sir Alfred Milner's geopenbaarde wil om 't Hollandsch uit te roeien, was een onherstelbare fout; vriendelijk toelachend voortsluipen was reeds onfeilbaar middel gebleken. Als de oorlog van thans is geeindigd, als in werkelijke of schijnbare vrede Engelschman en Hollandsch-Afrikaander weer naast elkaar zullen leven, dan zal de taalstrijd beginnen, de groote geestelijke strijd met al zijn beradenheid en karakter, maar ook met al zijn valsch gevlei en stille verbittering. Dan is elk eerlijk bondgenoot een broeder, elke zwakkeling geminacht, elke afvallige een verrader.
Vlaanderen heeft zijn gelijkheidswetten, maar die drijven meest over de hoofden, als wolken hoog aan de lucht. Zij zijn veroverd, niet gekomen van zelf. En wetten moeten wortelen in de zeden of zij blijven klank en letterteeken.
Het Vlaamsch zelf is er nog niet boven op; het heeft drie eeuwen lang te fel geleden. Sterkere opdringing van Fransch zou nu den herbloei nog belemmeren, wellicht verstikken. Het moet zijn rustigen tijd hebben, met wering van schadelijke