Uit Vlaanderen.
De Société pour la Vulgarisation de la langue flamande heeft te Antwerpen een Afdeeling gesticht.
Dat schijnt verontwaardiging teweeggebracht te hebben bij de Vlaamschgezinden aldaar. Te beter. Die verontwaardiging brengt de flaminganten misschien tot meer werkzaamheid. Want nu is 't maar heel laks. De wet De Vriendt werd veroverd na 38 volksvergaderingen belegd door het Gentsche Propagandacomiteit van van het Algemeen Nederlandsch Verbond. We kregen de wet op 't gebruik van 't Nederl. bij de burgerwacht. Die wet werd, wordt te Antwerpen ergerlijk verkracht. Die wet werd ook te Gent verkracht, maar hier niet zonder verzet, zooals men weet. Krachtig is ons Verbond opgetreden om de wet te doen eerbiedigen. Verschillende onder onze leden hebben geweigerd te gehoorzamen aan Fransche bevelen en hebben den moed gehad straffen op te loopen liever dan een wet, die met veel moeite veroverd werd, te laten beschouwen als niet bestaande. Wat werd te Antwerpen gedaan? Tot verovering van een Nederlandsche Hoogeschool werden door het Propagandacomiteit in tal van gemeenten volksvergaderingen gehouden, zoodat nu reeds uit een 50-tal gemeenten verzoekschriften aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers gezonden werden. Wat doet Antwerpen? We meenden nochtans dat we aldaar ook een Tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond hadden. Wellicht dat, nu de vulgarisateurs optreden, er wat leven in de brouwerij komt.
* * *
Ondertusschen is de Liberale Vlaamsche Bond van Antwerpen opgetreden en heeft den handschoen opgeraapt. Aan de besturen van de Liberale Grondwettelijke Vereeniging, den Vooruitstrevenden Democratischen Bond, Help U Zelf heeft hij een schrijven gericht, waarin hij verklaart, dat het doel van de vulgarisateurs geenszins is aan de werkende klasse de gelegenheid te verschaffen om een tweede taal aan te leeren, maar wel aan een vreemde taal den rang te doen bekleeden, die aan de eigen taal toekomt. De Bond acht de toetreding van liberale leiders tot de Société een daad van vijandigheid tegenover de grondbeginselen door hem voorgestaan en beschouwt die toetreding als een gevaar voor de eendracht in de liberale partij te Antwerpen. Om haar doel te bereiken, zegt de Liberale Vl. Bond, acht de Société geen middel beter geschikt dan alle Vlaamschgezinden te beschimpen, te belasteren, tegen te werken en raadt de aangeschreven Vereenigingen aan het blad ‘De Taalkwestie’ te lezen door de Société verspreid.
* * *
Wij hebben dat blad gelezen en moeten zeggen, dat de Bond volkomen gelijk heeft. Het laatste nr. staat vol hatelijke persoonlijkheden. Wij laten hier een staaltje volgen. Het blad spreekt over de volksvergadering door het propagandacomiteit te St. Nikolaas: ‘De meeting was aangelegd(!) door den heer Julius Obrie, aan wien zijne funktiën van leeraar ter(!) hoogeschool veel tijd schijnen over te laten; den heer Wannijn, welke van de stad, de provincie en den Staat hulpgelden ontvangt om onder het volk de kennis der vreemde talen te verspreiden (o.a. het Fransch. De flaminganten zijn toch zonderlinge vijanden van het Fransch en van de volksontwikkeling. Naar het beweren van de Vulgarisateurs! Red.), zekeren heer Lefèvre en Doctor professor Haller, van duitschen oorsprong (te Gent geboren! Red.).’
Die laatste venijnigheid wordt verder aangedikt. Op de meeting werd, zegt de Taalkwestie, bitter geklaagd over den toestand van de Vlaamsche jongens, die in 't leger in 't Fransch gedrild worden. Vervolgens wordt aan onze propagandisten den wensch toegeschreven, dat het leger in een Vlaamsch en een Fransch korps mocht ingedeeld worden, 't geen onvermijdelijk - volgens de Taalkwestie, moet leiden tot inpalming van Vlaamsch België door Duitschland. ‘En wanneer dit eens gebeurd (sic), dan zullen de Obries, de Wannijns, de Hallers en andere Pol Demonts ons gebracht hebben waar ze heimelijk of openlijk (als laatst gemelde) naar trachten: wij zullen in het Duitsche rijk versmolten zijn en zullen er allen.... Pruisisch uit zien!’
* * *
Die beschuldiging van landverraad komt in ieder nr. van de Taalkwestie terug. We zullen ons tevreden stellen met daarop te antwoorden, dat nog nooit een flamingant voor dergelijk landverraad beloond werd met een Duitsche orde, daar waar ontelbare franskiljons versierd loopen met een Fransche, o.a. de ondervoorzitter van de Société flamande pour la vulgarisation de la langue française, M. Pier Willems, Officier d'Académie.
Maar kom! Wanneer men geen degelijke argumenten heeft om een tegenstrever te bestrijden, dan moeten laster en verdachtmaking dienst doen; ook wel lage gemeenheid: in 'tzelfde blad wordt de Secretaris van Groep B aangevallen als.... M. Cambronne. Zijn naam, door een Waal uitgesproken, klinkt gelijk het welriekende woord te Waterloo gebezigd door den held van Victor Hugo.
Zoo is de toon van de polemiek in die Taalkwestie. We kunnen 't niet beter wenschen. Weldenkende lieden, die 't blad in handen krijgen, zullen vanzelf zeggen: Wie zulke argumenten bezigen moet, verdedigt een slechte zaak.
* * *
Of onze propagandisten heelemaal ongelijk hadden toen ze 't lot van onze Vlaamsche soldaten niet benijdenswaardig achtten? Het volgende voorval kan er laten over oordeelen... tot stichting van de franskiljons, maar ook tot prikkeling van lauwe Vlamingen, die hun volk laten vertrappen.
Enkele jaren geleden was te Gent gedurende een oefening een soldaat van zijn paard gevallen en met inwendige kwetsuren naar 't hospitaal gebracht. Toen hij daar op zijn smartbed lag, kwam de Vlaamsch-onkundige krijgsdokter, - een Waal en een franskiljon, - en vroeg hem: ‘Eh bien! qu'as-tu donc, mon garçon?’ (Wel, wat heb je jongen?) - ‘Meneere, 'k en kenne ik ik geen Fransch.’ Daarop stapt de dokter voort, zonder verder naar den soldaat om te zien, grommende: ‘Encore un de ces imbéciles, qui ne connait pas encore le français!’ (Nog een van die domooren, die nog geen Fransch kent.)
Wie mocht twijfelen aan de waarheid van dit gruwelstuk vrage er de bevestiging van aan ons medelid, den oud-krijgsdokter Amand De Vos te Gent. Hij kent 't geval.
Bedoelde Waal en franskiljon is nog krijgsdokter te Gent.
* * *
We kunnen er niet aan denken al den onzin te weerleggen, door het blad aan den man gebracht. Slechts op een artikel willen we wijzen om te doen uitkomen, dat het redeneervermogen van die menschen er een is van een gansch bizondere soort. De Hoogleeraar De Ceuleneer heeft in den Gentschen Gemeenteraad een lans gebroken tegen de inrichting van het onderwijs in de Gentsche betalende scholen, die grootendeels verfranscht zijn Hij keurt natuurlijk het onderwijs door middel van een andere voertaal dan de moedertaal af. ‘De rede vergt,’ zegt hij, de kinderen te onderwijzen in de taal, die ze best verstaan, want men onderwijst rekenkunde, geschiedenis enz. niet om een taal te leeren, maar om de begrippen der rekenkunde, de feiten der geschiedenis enz. aan de leerlingen te doen kennen.’ Daaruit leiden de vulgarisateurs af, dat de Hoogleeraar door die woorden de taalwet van 1883 afkeurt, want zeggen ze, vele huisvaders hebben hunne kinderen uit het Gentsche Athenaeum moeten trekken, omdat deze de leergangen in natuur- en aardrijkskunde en in Geschiedenis, in 't Nederlandsch onderwezen, niet kunnen volgen. Onvoorzichtige franskiljons! Ge zijt aldus bezig met de krachtigste rechtvaardiging te geven van de Taalwet. Tot 1883 werd het onderwijs in Athenaea en Middelbare Scholen uitsluitend in 't Fransch gegeven aan kinderen, wier ouders voor verreweg het grootste deel Vlaamsch spreken en die dus in 't Vlaamsch opgebracht zijn. Als gij nu beweert, dat de enkele kinderen in