Neerlandia. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMededeelingenGedurende het jaar 1900 traden 1213 nieuwe leden tot het Alg. Nederl. Verbond toe, terwijl er 167 bedankten.
* * *
Secretaris van het Alg. Nederl. Verbond voor Midden-Azië is de heer Joh. Pater te Teheran (Perzië).
* * *
Naar aanleiding van het in ons vorig nummer opgenomen adres van de Afdeeling 's-Gravenhage van het A.N.V. aan President Kruger is namens dezen aan het Haagsche Afdeelingsbestuur een schrijven gericht, waarin deze waardeerende en tevens tot volharding opwekkende woorden voorkomen: | |
[pagina 14]
| |
‘Het doel waarnaar het Verbond streeft, ligt ZHEd. na aan het hart; de bevordering der Nederlandsche Taal heeft, ook in de Zuid-Afrikaansche Republiek, goede vruchten gedragen en op krachtige wijze medegewerkt tot versterking van den band tusschen het Volk van Nederland en den Zuid-Afrikaanschen Stamgenoot en derhalve heeft het Verbond dan ook ZHEdeles allerbeste wenschen voor het tot stand brengen van grootsch werk, ook in de toekomst.
* * *
In de laatste vergadering van de Afd. Haarlem heeft Dr. J.B. Schepers een voordracht gehouden over het Nederlandsch lied. Besloten werd een concertavond van het Liederboek van Groot Nederland te geven in het laatst dezer maand. In plaats van mej. W.C. Ligtenberg, die naar Indië vertrekt, is in het bestuur der afd. gekozen mevr. François Van der Elst-Keller van Hoorn, als secretaresse-penningmeesteresse.
* * *
In Op den uitkijk, bijblad van de Aarde en haar Volken, vertelt Dr. J.Ph. Vogel iets over een bezoek aan het kamp der krijgsgevangenen op Ceylon, een eiland, dat nog sporen toont van anderhalve eeuw Hollandsch bewind en onder zijn blanke bevolking talrijke afstammelingen telt der kolonisten uit de dagen der O.I. Compagnie. Onze stamverwanten zijn alleen naar de taal verengelscht maar overigens hebben zij het Hollandsch karakter uitstekend bewaard. Zelfs zijn er enkelen, die nog het Hollandsch blijven beoefenen. De Heer V. kon zich in onze moedertaal onderhouden met den Heer Anthonisz, aan wiens zorg de Oud-Hollandsche archieven te Colombo tegenwoordig zijn toevertrouwd. De Hollanders vormen op Ceylon een afzonderlijke klasse, die zich weinig met vreemde elementen heeft vermengd en nog heden ten dage met den naam van ‘burghers’ wordt onderscheiden.
* * *
Op uitnoodiging van het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond heeft de Heer Herman Heijermans Jr. een stuk geschreven in één bedrijf, getiteld ‘Zoo waarlijk helpe mij God’, spelende in Zuid-Afrika gedurende dezen oorlog. Het is bestemd te worden vertaald in het Fransch, Engelsch en Duitsch en ook buiten onze grenzen te worden vetoond. In den loop der volgende maand zal in den Stadsschouwburg te Amsterdam de eerste voorstelling plaats hebben, aangevuld met voordrachten. Het zal een middagvoorstelling zijn voor genoodigden en leden van het Verbond met eene dame en zoo mogelijk worden gegeven door kunstenaars uit drie onzer voornaamste gezelschappen, door den Heer Herman Heijermans Jr. hiertoe uitgenoodigd. Daarna zal het stuk aan een onzer gezelschappen ter verdere vertooning worden overgedragen. Met Antoine te Parijs is voor de vertooning in Frankrijk reeds overleg gepleegd.
* * *
Het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond is van 8 tot 12 leden uitgebreid. Voor Nederland hadden reeds zitting: Prof. Dr. H. Kern, Leiden, Voorzitter; Dr. H.J.A.M. Schaepman, Ondervoorzitter; Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, Dordrecht, Secretaris; Mr. W. de Ridder, Dordtsche Bank, Dordrecht, Penningmeester; voor België: Prof. Dr. Julius Obrie, Gent; Prof. Dr. Paul Fredericq, Gent; Dr. Max Rooses, Antwerpen; Hipp. Meert, Gent. Voor Indië zijn nu gekozen de heeren: Jhr. O. van der Wijck, J.M. Pijnacker Hordijk, Mr. C.Th. van Deventer en H. Bosboom, allen te 's-Gravenhage.
* * * De plaatselijke regelingshoofdcommissie te Nijmegen voor het aldaar te houden Nederl. Taal- en Letterkundig Congres in Augustus a.s. bestaat uit de heeren: ds. B. ter Haar, Voorzitter; M. Poelhekke, leeraar M.O., Ondervoorzitter; mr. C. Bijleveld, Eerste-sekretaris; Jhr. Mr. O. van Nispen, Tweede-sekretaris; Aloys Jansen, Penningmeester.
* * *
De Uitgever van dit blad stelt een band beschikbaar voor jaargang 1900 van Neerlandia tegen één gulden, zie advertentie. Bij de volgende aflevering zal een inhoudsopgaaf worden gevoegd over den vierden jaargang.
* * *
Een bespreking van het belangrijke boekje van L. Simons: ‘Stambelangen’, een korte toespraak gehouden te Antwerpen den 6en Oct. 1900, moet tot een volgend nummer worden uitgesteld.
* * *
Door den Dordtschen Kunstkring werd den 8sten December 1900 besloten een telegram van hulde te zenden aan Dr. Leijds. Tegelijkertijd werd toen het denkbeeld geopperd een album samen te stellen, waaraan niet alleen de leden van den Kunstkring zouden meewerken, maar waarvoor ook vele Dordtenaars en Oud-Dordtenaars werden uitgenoodigd. Den 10en Jan. is den Gezant het album in eenvoudigen kalfsleeren band overhandigd, bevattende 68 bladen: aquarellen, teekeningen, muziekbladen, verzen en prozastukken. De geteekende opdracht luidt: Aan Z.E. Dr. W.J. Leijds, den roemrijken Nederlander, werd namens den Dordtschen Kunstkring dit album aangeboden uit eerbiedige bewondering voor de onbezweken trouw, waarmede hij zijn eerlijk talent heeft dienstbaar gemaakt aan de hoogste belangen van den Nederlandschen stam in Zuid-Afrika. * * *
Mevrouw N. van Zuylen - Tromp pleit in het Januari-nummer van het Correspondentieblad van den Nederlandschen Kinderbond voor een afdeeling van dezen bond in Indië. Zij zegt o.a.: ‘Dat Inlandsche kinderen het Hollandsch nog niet voldoende verstaan en spreken, kan, dunkt mij, de éénige hinderpaal zijn, om hen met Europeesche in één clubje te brengen, want voor den gunstigen instede van den zoo gevreesden slechten invloed, dien zij onderling op elkaar kunnen hebben, daarvoor moet de leidster borg staan. De moeilijkheid zal echter langzamerhand wel opgeheven worden nu de tijdgeest in het algemeen en het Nederlandsch Verbond in het bizonder er naar streven, onze taal door een zoo groot mogelijk aantal personen te doen spreken en het onderwijs daarnaar wordt ingericht. Is intusschen de leidster de landstaal machtig dan bestaat ook dit bezwaar niet, daar de Europeesche kinderen veelal vertrouwd zijn met het dialect, dat gesproken wordt in de streek, waarin zij opgroeien. Juist in het samenbrengen van verschillende elementen is het groote voordeel gelegen, dat onder goede leiding, de een de deugden van den ander zal leeren waardeeren en overnemen en daardoor ieders ondeugden, zoowel als de gemeenschappelijke, de nu nog bijna algemeen menschelijke, het gemakkelijkst gematigd, wellicht van lieverlede geheel overwonnen zullen worden.’
* * *
Hollandsche Cursus. Aan de onderwijzers P.C.W. Boppen en D. van Geuns te Poerworedjo is vergund om in de middaguren gebruik te maken van de lokaliteit der inlandsche school der | |
[pagina 15]
| |
eerste klasse te Poerworedjo voor het geven van lessen in de Nederlandsche taal aan Javaansche jongelieden. Een gelijke vergunning is verleend aan den onderwijzer der derde klasse H.J. Rolder te Grissee.
* * *
Een goed voorbeeld. De Nederlanders zijn verzot op het gebruik van vreemde woorden. Niet uit nooddwang, want gewoonlijk hebben wij beter Hollandsche woorden voor dezelfde zaak, in ruimer keuze, maar omdat men denkt dat het buitenlandsche mooier is, deftiger, voornamer, waarin men gewoonlijk mistast. Zoo hooren wij steeds van import en importeurs, van export exporteurs. Een Engelsche firma, Sutton, Bramhall & Co., 49, Deansgate, Manchester, agenten voor papierfabrikanten, zendt ons nu een aankondiging waarin wij, tot beschaming van vele Hollanders, de Hollandsche woorden ‘invoerders’ en ‘uitvoerders’ aantreffen. Een goed voorbeeld van buiten. B. Nbl. * * *
De wetsverkrachting en achteruitzetting op onderwijsgebied in Zuid-Afrika tijdens den oorlog neemt sterk toe. Ons Land schrijft naar aanleiding daarvan: ‘Er zijn allerlei geruchten in omloop omtrent de behandeling van dorpsscholen, de afwijzing van onderwijzers en onderwijzeressen van bekwaamheid. en pogingen om zoogenaamde loyalen op te dringen aan schoolbesturen die Afrikaanders hebben gekozen. Victoria West, de Paarl, Wellington, Caledon, Stellenbosch, Robertson en zelfs het Karroodorpje Lainsburg worden genoemd, om nu niet eens van Colesberg en van Cradock te spreken, waar Afrikaanders op hun eigen wijze te werk gaan. Terwijl veler oogen op den oorlog gericht zijn, loopen wij gevaar in schoolzaken alles zijn gang te laten gaan. In den regel klagen de schoolbesturen niet, zoodat het publiek er niet alles van hoort. De loyale pers is soms vol van loyale klachten over een of ander kind, dat iets op een muur heeft gekrabd, of in een opstel iets heeft gezegd. Een onderwijzeres, die in de gewone les zich iets laat ontvallen, dat een loyaal kind niet aanstaat, wordt aangeklaagd en misschien gestraft. Een onderwijzer in de Kolonie opgeleid, jaren lang in den Vrijstaat werkzaam, mag geen post hebben, niet omdat hij onbekwaam is, maar omdat hij door de militairen het land is uitgezet. En zoo voorts. En zoo voorts.’ |
|