Neerlandia. Jaargang 4
(1900)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
IngezondenSimonstown, Kaap-Kolonie, 10 Juni 1900.
Waarde Heer Meert.
Reeds sedert lang had ik het plan opgevat, U iets van mij te laten hooren. Tot nu toe had ik daar geen gelegenheid voor vanwege den Oorlog. Op het oogenblik echter, nu ik als krijgsgevangene hier zit opgesloten, heb ik daartoe ruimschoots de gelegenheid. Over politiek, mag door of aan de krijgsgevangenen niet geschreven worden, want alle brieven van en aan hen worden nagelezen. Op den 1en Mei werd ik bij Tubakop, tusschen Brandfort en Bloemfontein gevangen genomen. Ik had een schampschot aan het hoofd bekomen en kon mij niet tijdig genoeg meer uit de voeten maken, daar mijn paard reeds geschoten was. Thans zit ik hier, met nog circa 1000 lotgenoten in een afgesloten ruimte aan het strand voor de Simonsbaai. Dat het hier zeer eentonig is, behoef ik U wel niet te zeggen. Men ziet niets anders dan de zee, en bij afwisseling zoo nu en dan eens een visschersbootje of kuststoomboot passeeren. En de toestand laat zich ook al niet erg rooskleurig aanzien. Volgens berichten welke ons ter oore komen, hebben de Engelschen Pretoria genomen en zijn de Boeren naar Lijdenburg terug getrokken. Wat zal de toekomst wezen der twee kleine Republieken? Doch alle hoop moet nog niet opgegeven worden; wie weet wat nog komen kan. Hoe staat het nu met het Algemeen Nederlandsch Verbond? Mijn collega Steuerwald is nog steeds aan de zijde der Boeren, met het geweer in de hand. Ik hoop, dat hij gelukkiger moge zijn dan ik. Neem mij niet kwalijk, dat ik deze brief met potlood schrijf; dit moet ik doen, aangezien de inkt hier een weelde-artikel is. Ontvang de hartelijke groeten van uw toegenegen M.E. Hessing, Krijgsgevangene. |
|