Zuid-Afrika.
WIJ hebben een gewichtige maand achter den rug. Toen wij ons overzicht van de krijgsverrichtingen in Zuid-Afrika voor het vorige nummer sloten, bereidde Sir Redvers Buller een nieuwe poging tot ontzet van Ladysmith voor. Er was nu van geen terugtrekken sprake meer, luidde het in zijn dagorder. En een oogenblik leek het alsof de generaal niet te boud gesproken had. Het was den 25en Januari, toen het bericht Londen bereikte, dat de Spioenkop, door Buller van te voren de sleutel van de stelling der Boeren genoemd, in den nacht van den 23en op den 24en genomen was en generaal Sir Charles Warren, troepen van wiens divisie dat stuk bedreven hadden, de stelling van den vijand onhoudbaar achtte.
De indruk, welken deze tijding in Engeland maakte, laat eerst recht gevoelen hoe diep het volk er onder de lange reeks van nederlagen, tot nog toe geleden, gebogen ging. ‘Men kan moeilijk’, zoo schreef Sir Wemyss Reid in de Februari-aflevering van de Nineteenth Century, ‘de blijdschap, waarmede deze tijding ontvangen werd, overdrijven. Zelfs niet het feit, dat de overwinning ons duur te staan is gekomen, schijnt de uitgelaten vreugde van de natie te verminderen over een gebeurtenis, die het keerpunt in dezen grooten oorlog schijnt aan te geven’.
Dit schreef Sir Wemyss op dienzelfden 25en Januari aan het slot van zijn artikel. Had hij een dag later nog kunnen schrijven, dan had hij een heel anderen toon aangeslagen, want dan had hij geweten, dat, toen het heugelijke nieuws te Londen bekend werd, de Spioenkop al weer ontruimd was. En welhaast bleek, dat het Engelsche leger in een snellen terugtocht zijn behoud had gezocht. De Toegela was Buller overgekomen, maar sneller had hij den zuidelijken oever weder bereikt, en bloedig waren de verliezen, die hij geleden had. Ook de Boeren verloren meer dan in vroegere gevechten, maar hier ook hadden zij weer getoond niet alleen van kopjes en in loopgraven te kunnen vechten, maar te kunnen stormen tegen vuur in en kopjes op.
De teleurstelling was in Engeland zoo groot als nog na geen nederlaag in dezen oorlog. Men had gedacht, dat de kans nu eindelijk keeren ging. Generaal Buller zou Ladysmith ontzetten, de Boeren dwingende in den Drakenberg terug te trekken. Dan kon een gedeelte van het groote leger, dat langzamerhand in Natal was opgehoopt, naar de Kaapkolonie teruggebracht worden om dan de volle aandacht en alle krachten samen te trekken voor het oorspronkelijke plan van veldtocht, den tocht door den Vrijstaat naar Pretoria. En nu had Buller weer het hoofd gestooten!
Terwijl men er in Engeland nog over twistte wat nu het beste was, Ladysmith aan zijn lot over te laten, in de hoop, dat de dappere bezetting het beleg zoo lang nog zou uithouden tot een binnendringen van Lord Roberts' leger in het hart van de republieken de belegeraars van zelfs uit Natal zou weghalen, dan wel de poging tot ontzet te herhalen, was generaal Buller andermaal de Toegela overgestoken. Had hij het eerst ver in het westen, aan den bovenloop der rivier bewerkstelligd, nu zocht hij dichter bij Colenso, tusschen de heuvelen boven deze plaats en de Spioenkopreeks door zich een weg te banen. Aanvankelijk schenen de Engelschen ook hier vasten voet te krijgen, twee heuvelen werden genomen en een wijl behouden, maar het geschut der Boeren, dat reeds bij den Spioenkop een moorddadige uitwerking had gehad, bleek ook hier zoo oordeelkundig opgesteld en het slagveld zoo te beheerschen, dat generaal Buller het wijzer vond opnieuw den zuidelijken oever der rivier op te zoeken.
Niet onmogelijk, dat hij het nu weer in het oosten beproeft. Er zijn althans berichten overgekomen, die dat te verstaan geven. Hoopt generaal Buller inderdaad zich nu eindelijk door de Boeren te kunnen heenslaan? Of is hij, en was hij het dan den vorigen keer ook reeds, er slechts op uit om het leger der republikeinen in Natal vast te houden, opdat zij geen versterkingen kunnen zenden naar andere punten op het oorlogsterrein, waar hun tegenwoordigheid meer noodig is? En behoeft hij zijn leger dus niet aan te stoutmoedig doorgezette aanvallen te wagen, maar kan hij zijn kans afwachten?
* * *
Zooveel is zeker, dat de Boeren op een ander punt van het oorlogsterrein versterking hard noodig hadden: aan de Modderrivier, waar in de laatste dagen, als men op de Engelsche berichten mag afgaan, inderdaad een keerpunt is gevonden.
Na den 11en December, toen Lord Methuen bij Scholtznek zijn bloedige nederlaag leed, was er aan de Modderrivier geen krijgsbedrijf van belang voorgevallen. Het geschut der Engelschen beschoot geregeld de stellingen der Boeren, hun ruiterij deed een paar verkenningstochten een eind den Vrijstaat in, en laatstelijk ondernam generaal Macdonald, de opvolger van den gesneuvelden generaal Wauchope als bevelhebber der brigarde Hooglanders, een tocht naar de Koedoesbergdrift in het westen, had daar een gevecht met de Boeren en keerde toen naar het kamp terug.
Dit was de laatste voorbereidende maatregel voor de beweging, die het ontzet van Kimberley ten gevolge schijnt te hebben gehad. In de laatste twee maanden werden er aldoor versterkingen aangevoerd, totdat ten laatste Lord Roberts, die met zijn staf uit Kaapstad zich daar heen begaf, een geheel legerkorps, en bovendien nog een divisie cavalerie en, naar het heet, honderd stukken geschut onder zijn bevelen had. Naar schatting had generaal Piet Cronjé in zijn stellingen te Jacobsdal, Scholtznek en verder om Kimberley heen niet de helft van dat aantal manschappen om er tegenover te stellen.
Onder deze omstandigheden kan het ons niet te zeer verbazen, dat generaal French, die tot vóór korten tijd het bevel voerde te Colesberg, met drie brigades ruiterij en rijdende artillerie, een wijde omtrekkende beweging in het oosten makende, zich door de Boeren, die een zoo uitgestrekte lijn met hun beschikbare macht niet voldoende verdedigen konden, heen te slaan en Kimberley te bereiken. Wat er verder om de stad en met het leger van Cronjé is gebeurd, laten wij veiliger nog onbesproken. De berichten zijn daaromtrent nog weifelend en verward. In Engeland acht men, en dit althans lijkt juist, Kimberley ontzet, maar tevens den triomfantelijken tocht door den Vrijstaat aanstaande, zooal niet reeds begonnen. Maar wij hebben genoeg vertrouwen in Cronjé en zijn burgers om te gelooven, dat het al dadelijk zoo'n vaart zal loopen. En al was 't, dat de Boeren wat zij in dit gedeelte der Kaapkolonie gewonnen hadden en nog hoopten te winnen, prijs moeten geven, de Engelschen hebben het dan met hun overmacht eindelijk toch pas zoo ver gekregen, dat zij op één punt den oorlog op het gebied van hun vijand kunnen overbrengen.
En inmiddels hebben zij te waken, dat niet in een ander deel van de Kaapkolonie, bij Naauwpoort, de republikeinen zooveel veld winnen, dat Lord Roberts' verbinding met het zuiden verbroken wordt. Sedert het begin van deze maand zijn de Engelschen daar gedurig achteruitgedrongen. Het is