3e Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres.
Op Zondag, 24 September, kwam te Antwerpen het 3e Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres bijeen. Men zal zich herinneren dat de twee vorige te Gent werden gehouden in 1897 en 1898 op het initiatief van Prof. Mac Leod.
Wij zijn gelukkig te kunnen vaststellen dat deze nog jonge instelling zeer bloeiend is. Terwijl voor het 1e Congres pas een 100tal en voor het 2e Congres nagenoeg 125 leden ingeschreven waren, telde het 3e Congres reeds 170 toetreders. Wat daarbij verheugend mag heeten, is het feit niet dat alleen het aantal deelnemers, maar ook het aantal sprekers steeds vermeerdert.
Thans werden een 30tal voordrachten over oorspronkelijke onderzoekingen gehouden, wel het beste bewijs, dat de wetenschap onder de Vlaamschgezinden ernstig beoefend wordt.
Dr De Keersmaecker, voorzitter der Antwerpséhe inrichtingscommissie, opende de algemeene vergadering te 9 1/2 uur Deze duurde echter niet lang: na een welkomsgroet van den voorzitter en het verstrekken van eenige inlichtingen over de werkzaamheden van het plaatselijk comiteit door Dr Schuyten, den ieverigen secretaris, gingen de aanwezigen naar een der 3 afdeelingen: 1. natuurkunde, scheikunde, delfstofkunde; 2. biologie, plantenkunde, dierkunde, enz.; 3. geneeskunde.
Na een korte pauze 's middags werd een tweede algemeene vergadering gehouden, waarop o.a. gestemd werd waar het volgende jaar het congres zou gehouden worden: Brussel en Aalst betwistten elkander die eer; de eerste stad werd verkozen.
Daarna gingen de verschillende afdeelingen weer aan het werk; te 5 uur was de afdeeling geneeskunde nog bezig. alhoewel het feestmaal op 5 uur was gesteld.
Andere feestelijkheden werden aan de congresleden niet aangeboden, d.w.z. de beschikbare tijd werd niet besteed aan zaken, die met het congres niets te maken hebben, maar die in de meeste andere congressen de hoofdzaak zijn. Zoo was het mogelijk op korten tijd zeer veel werk af te leggen.
Te gelijker tijd was door Dr Sano een tentoonstelling van oude Nederlandsche werken over geneeskunde en heelkunde en hunne uitgaven in andere talen ingericht, terwijl de Nederlandsche boekhandel zich had belast met het samenstellen van eene zeer talrijke, hoewel nog vrij onvolledige verzameling van hedendaagsche tijdschriften en werken over natuurlijke wetenschappen en geneeskunde, alsook van anatomische platen en atlassen, enz. Het deed ons genoegen zulk een tentoonstelling te zien: zij is het beste antwoord aan diegenen, die uit onwetendheid of moedwillig beweren dat de Nederlandsche wetenschappelijke literatuur arm en onbeduidend is.
Wij zullen hier niet uitweiden over al de belangrijke mededeelingen die er gedaan werden. Zij zullen in druk verschijnen en de personen, die zich met natuurlijke wetenschappen of geneeskunde bezighouden, zullen dan zelf over de waarde van die mededeelingen kunnen oordeelen. Wij bekennen echter dat wij getroffen zijn geweest door den ernst en de grondige vakkennis, die de meeste voordrachten kenschetsten en wij zijn overtuigd dat in deze wetenschappelijke Congressen de Vlaamsche beweging een zeer krachtig middel van vooruitgang en steun zal vinden. Immers het is niet genoeg, dat propagande ten voordeele van de Nederlandsche taal worde gedaan, dat de Vlaamsche muziek en kunst herleven, het is ook hoogst noodig dat wetenschappelijke mannen zich van het Nederlandsch bedienen in hunne geschriften, opdat zij ook het hunne bijbrengen tot de heropbeuring van ons volk. Onze Waalsche en Franschgezinde hoogleeraars en leeraars hebben niet den minsten invloed op de beschaving van het volk, dat hen omringt; moedwillig laten zij het in zijne onwetendheid voortleven, zij die nochtans niet zouden mogen vergeten, dat evenals de rijke den zedelijken plicht heeft den arme bij te staan, de hooger ontwikkelden de minder begunstigden zouden dienen ter hulp te komen.
Langzamerhand ontstaat nu echter een gansche schaar jongeren, die zich van het Nederlandsch kunnen en zullen bedienen en wier aantal en invloed ongetwijfeld iederen dag zal stijgen.
Vroeger luidde het steeds: Wetenschap kan in het Vlaamsch niet beoefend worden. Het houden van Vlaamsche wetenschappelijke Congressen gedurende deze drie achtereenvolgende jaren bewijst daarentegen dat zulks niet alleen mogelijk is, maar dat het ook reeds op veel grootere schaal, dan de meesten dachten, gedaan wordt. Men zie de handelingen van het Congres van de voorgaande jaren en men zal overtuigd zijn.
De stad Antwerpen heeft aan het inrichtingscomiteit eene toelage van 200 frank geschonken, ook van wege den provincialen raad van Antwerpen is een hulpgeld toegezeid, wel een bewijs dat het belang van deze Congressen erkend wordt.
Het is te voorzien dat het 4e Congres, toekomend jaar te Brussel te houden, ook uitstekend slagen zal; de personen, die het plaatselijk comiteit aldaar zullen vormen, zijn een waarborg voor de goede inrichting en verder zullen onze Vlaamsche geleerden wel zorgen dat er vele en goede mededeelingen over oorspronkelijke onderzoekingen gedaan worden.
Prof. Mac Leod mag fier zijn op de instelling der