Brussel.
De Brusselsche Tak van het Alg. Ned. Verbond hield op 7n Maart zijne algemeene jaarvergadering. De heer De Smaele, secretaris, las een lijvig verslag over de werkzaamheden van het voorgaande bestuursjaar. De heer Van Hamme, penningmeester, diende zijn verslag in over den financiëelen toestand: batig slot ongeveer 68 frank.
Takstatuten door het bestuur opgemaakt naar de grondslagen van de Zuidnederlandsche afdeeling, werden langdurig besproken en ten slotte aangenomen.
Hierna moest overgegaan worden tot de keus van 4 bestuursleden. De heeren De Smaele, Struelens, Van Ierland en Van Wersch (2 Vlamingen en 2 Noordnederlanders) behaalden bij de eerste stemming de volstrekte meerderheid. Ons bestuur bestaat thans uit 6 Vlamingen en 3 Noordnederlanders. Bij den afloop der vergadering kozen de aanwezige bestuursleden den heer Kelser tot Ondervoorzitter, en handhaafden de heeren De Smaele en Van Wersch als 1n en 2n Secretaris. Als stemgerechtigden voor de algemeene vergadering te Gent werden gekozen de heeren De Smaele, Kesler, Straelens, Maesfranckx, Van Hamme en T'Sjoen.
Daarop volgde eene langdurige bespreking over het programma van werkzaamheden in 1899. Een lid klaagde over onvoldoende bedrijvigheid, waarop de heer De Smaele voorstelde, dat de tak afzonderlijk de propaganda zou inrichten, in stede van, zooals voor de meeting ten voordeele der 4 gestrafte Vlaamsche tolbeambten, samen te gaan met andere propaganda-kringen. Dat viel echter in den smaak niet van de meeste leden, ook niet van hem, die een klaagtoon had aangeheven, waarop de heer De Smaele zijne motie introk. De volgende punten werden daarna ter studie en uitvoering aanbevolen: 1o inrichting, zoo mogelijk, van een feest voor het gedenkteeken van Jan-Frans Willems; 2o propaganda voor de Gulden-Sporenslagfeesten van 1902; 3o aanwerving van nieuwe leden, ook onder de Nederlandsche kolonie; 4o ondersteuning van het Nationaal Vlaamsch Verbond; 5o bedrijvigheid op het gebied van letteren en fraaie kunsten.
- Onze Kringen. - Het Willems-Fonds belegde twee letterkundige zittingen. In de eerste (eene huishoudelijke) sprak Mej. E. Torrekens, regentes aan de stedelijke normaalschool en het stedelijk opvoedingsgesticht, lid van het A.N.V., Over de Opvoeding der Vrouw. De sympathieke spreekster wees op het belang van eene degelijke verstandelijke ontwikkeling voor de vrouw, opdat de man zich over haar niet behoeve te schamen, en zij, aldus goed toegerust, beter hare rol van huisvrouw en moeder zou kunnen waarnemen. Voor haar, wier roeping niet in het huwelijk ligt, is een degelijke opleiding een wapen in den moeilijken strijd om het bestaan.
Mej. Torrekens bekwam warmen bijval ook bij de mannelijke toehoorders. Daarna volgde een letterkundig en muzikaal gedeelte: verschillende jonge dames droegen stukken voor, en de heer Maurits Sabbe zorgde voor het zanggedeelte.
Op Vrijdag 24n Maart trad de heer Maurits Sabbe op voor de leerlingen der hoogste klassen van de Vlaamsche leergangen van het Willems-Fonds en van de Normaalscholen. In eene eerste voordracht had de begaafde spreker de ontwikkeling en den aard van het Nederlandsch lied behandeld. Nu besprak hij de geschiedenis van het lied en zong, met begeleiding van den heer K. Sobry, eenige der merkwaardigste balladen, romancen, mei- en geuzenliederen. Een zestigtal jonge dames zongen in koor het Wilhelmuslied en het Help u zelf, zoo help' u God! Na den afloop van dezen gezelligen avond werd algemeen de wensch geuit, dat het Willems-Fonds eene klasse voor Nederlandschen zang zou inrichten.
De Vlaamsche Bond van Sint-Gillis hield op Donderdag 23n Maart zijn 4e winterfeest. De heer J. Kesler hield eene flinke voordracht over Marnix van Sint Aldegonde. Het muzikaal en letterkundig gedeelte was goed verzorgd. Ten slotte werd opgevoerd De Vreemdeling, oorspronkelijk tooneelstuk in twee bedrijven, door Jef Toussaint, schrijver van den Bond.
De Nederlandsche Vereeniging Koningin Wilhelmina vierde op 25n Maart haar 2e jaarfeest voor een talrijk en uitgelezen publiek van Noord- en Zuidnederlanders. Het programma werd keurig uitgevoerd. De beroemde Amsterdamsche humorist Justus van Maurik droeg, onder levendigen bijval, twee novellen voor, waaronder Het Diner van Manus. Den heer van Maurik werd een schoone palm met de Nederlandsche en Belgische kleuren vereerd.
Dienzelfden avond hield het kunstgenootschap De Distel eene algemeene vergadering. De heer Jef Toussaint las er Kerstnachtdroom zangspel voor kinderen, en de heer Mennekens een verhalend gedicht Lamrod, dat tot eene levendige en belangrijke bespreking aanleiding gaf.
Op Dinsdag 28n Maart sloot de Vlaamsche Kunstkring zijne reeks vertooningen van het Poppenspel. Het doel, dat de Kring beoogde, was de leden, hunne familie en het publiek een aangenamen en tevens genotvollen avond te doen slijten bij het aanhooren van klavierstukken, liederen en gedichten en het opvoeren van kleine tooneelstukken met behulp van schaduw- en poppenspel. In den beginne haperde nog al veel, maar oefening baart kunst; de voordracht werd allengs beter, de leden spraken natuurlijker en met meer uitdrukking. De decors waren alleszins lief en de schimmen goed verzorgd.
- Vlaamsch Vereenigingshuis. - Eene groep Vlaamschgezinden belegde verschillende zittingen, met het doel door inschrijving de noodige fondsen te verzamelen, om een Vlaamsch Vereenigingshuis in het midden der stad op te richten. Dit doel is zeer loffelijk, maar er werd vóór een twintigtal jaren te vergeefs voor geijverd. Om goed te slagen, zou men den steun der Vlaamsche tooneelkringen moeten bekomen. Maar die houden vast aan een eigen lokaal, en zijn tegen alle centralisatie.
- Tooneel. - De heeren Hendricx en Rans, bestuurders van den Koninklijken Vlaamschen Schouwburg, hebben aan de letterbeoefenaars viermaal de gelegenheid geschonken kennis te maken met Starkadd, drama in verzen van de hand van den heer Alfred Hegenscheidt, medeopsteller van het tijdschrift Van Nu en Straks. Men herinnere zich, dat de officiëele keurraad van den driejaarlijkschen prijskamp voor tooneelletterkunde, hooger eischen stellend aan de dramatische kunst dan vroeger, aan Starkadd den prijs had geweigerd, maar het stuk eene aanmoediging had waardig geacht, die de heer Hegenscheidt echter van de hand wees. Dat besluit van den keurraad werd in verschillenden geest besproken terwijl de jongeren Starkadd torenhoog verhieven als een stuk den grooten Willy Shakespeare, waardig en de leden der jury voor weetnieten en onmachtigen uitscholden, beweerden velen, dat het stuk eene schoone belofte was voor de toekomst, en enkelen, dat het leesbaar, maar niet speelbaar was.
Het prijzenswaardig optreden van de heeren Hendricx en Rans heeft het bewijs geleverd dat de laatsten in dwaling verkeerden. Het stuk is volkomen speelbaar en blijft op het Brusselsch repertorium, en men beweert, dat de heer Van Doeselaer het aanstaande jaar te Antwerpen zal opvoeren. Wel werd Starkadd voor het meest verlichte deel van het publiek vertoond, want het vulgum pecus komt hier maar op, eigenaardig genoeg, voor stukken, waarmede het reeds goed vertrouwd is. Maar op iederen rang werd het goed begrepen en warm toegejuicht. De toestanden zijn, in weerwil van alle beweringen, dramatisch; de taal is welluidond en op vele plaatsen echt forsch en roerend; de samenspraken, hoewel soms lang, vlotten goed. Er waait u uit het gansche stuk een frissche adem van oorspronkelijkheid tegen, die den kunstsmaak aangenaam streelt. Men blijft onder den indruk van edele gedachten en edele gevoelens.
De heer Rühlmann, orkestmeester van den Muntschouwburg, heeft voor Starkadd eene degelijke, maar al te weinig omvangrijke begeleiding geschreven. Wij vermelden met lof de inleiding voor het 3e bedrijf. Hopen wij dat de toondichter, nu over genoeg tijd beschikkend, zijne partituur zal volledigen.
Bij den afloop van de 1e vertooning werd de heer Hegenscheidt op het tooneel geroepen en levendig toegejuicht. Na de 3e vertooning vereerden hem de bestuurders eenen schoonen palm. De heer Hendricx hield daarop eene flinke redevoering, die door het publiek rechtstaande werd aangehoord. Daarin wees hij op de letterkundige verdienste van het stuk, op het genoegen, dat zijn gezelschap had gesmaakt bij de instudeering en op de toekomst, die den heer Hegenscheidt in de tooneelletterkunde verbeidde, indien hij wilde voortgaan met meesterstukken te scheppen in den aard van Starkadd.
Na Starkadd kwam Stella, lyrisch drama van Teirlinck-Styns, muziek van den Gentschen meester H. Waelput, voor het voetlicht. Vóór meer dan 15 jaren werd Stella hier te Brussel voor de eerste maal opgevoerd, en bekwam luidruchtigen bijval. Nu ging het stuk bijna onopgemerkt voorbij; het is al te romantisch, te onnatuurlijk, te versleten. Het heeft onder den tand des tijds deerlijk geleden. Wat echter frisch en levend blijft, wijl het natuurlijk is en oorspronkelijk, is Waelput's muziek. Wat heerlijke inleiding! Wat flinke begeleiding! Het ware te wenschen, dat, om haar alleen, Stella op het repertorium kon blijven.
In den Muntschouwburg neemt de bijval van De Tière's en Blockx' vertaalde Herbergprinses niet af. Reeds 31 vertooningen!
Het bestuur, dat ons dit jaar zulke heerlijke voor-