Brussel.
Nationaal Vlaamsch Verbond. - Het vertoog van dit ijverig Verbond aan de Kamers betrekkelijk het onderwijs in Frankrijk gegeven aan Belgische kinderen werd door Le Soir en La Chronique besproken. Le Soir is het met de strekking van het verzoekschrit eens, en wakkert de Regeering aan te onderzoeken, of de gemeentebesturen aan de Fransche grens wel hunnen plicht vervullen. Ten goeden verstande van het voorgaande zij herinnerd: in het onderwijzerscongres van 1897 te Brussel gehouden, drukte een Fransch afgevaardigde, de Heer Wartel, van Raismes, zich uit als volgt: ‘De onderwijzers van het Noorden zijn voor u geene vreemdelingen. Wij hebben in onze klassen op de grens soms een derde Belgische kinderen. Weest verzekerd, Dames en Heeren, dat zij bij ons een gelijk deel in onze zorgen krijgen en met onze kinderen in al onze belangstelling deelen.
Wij leeren hun de broederlijkheid beoefenen, de vrijheid beminnen en vooral de vrijheid van geweten, voor welke gij nog alle dagen strijdt.
Wij zeggen hun: gij zijt hier in Frankoijk, gij hebt een Franschen onderwijzer die u bemint, gij hebt Fransche makkers, die u als broeders aanzien; welnu, zoo de broederstrijd u eens het staal in de hand werpt, verdedigt uw vaderland, verdedigt België, maar vergeet niet, dat zoo ge eerst en vooral Belgen zijt, gij insgelijks Franschen zijt.’
La Chroniquc denkt, dat hier spraak is van Vlaamsche kinderen, die Fransch wenschen te leeren, en wier ouders het onderwijs der moedertaal beu zijn.
Wij gelooven echtor, dat hier de kinderen bedoeld zijn, wier ouders in Frankrijk verblijven. In sommige gemeenten aan de Noordergrens wonen inderdaad een derde soms nog meer Belgen.
We denken niet, dat de Fransche Regeering het onderwijs zou verstrekken aan kinderen, die in Frankrijk niet verblijven. Maar, misbruiken kunnen zich voordoen, en daarom gelooven wij, dat de Belgische Regeering wel zal doen met een onderzoek te openen, volgens den wensch van het Nationaal Vlaamsch Verbond.
In 't voorbijgaan zij nogmaals gewezen op de groote vaderlandsliefde der Chronique. Zij heeft er vrede mede, dat men de Vlaamsche kinderen in Frankrijk als kleine Franschen opvoede; nog beter dat dan de opleiding in die vervloekte moedertaal!
Vlaamsche Volksraad. - Het bestuur heeft aan de Kamer een breed opgevat en scherp beredeneerd vertoog gestuurd, dat 6 kolommen in het plaatselijk blad Gelijkheid beslaat. Onderwerp: Eerlijke en volledige uitvoering der Gelijkheidswet, en dus, uitgave van alle oorkonden in beide talen. De Heer Van Brussel, Vlaamsch afgevaardigde van Siut-Nikolaas, eischte inderdaad in de zitting van 9n Februari, de vertaling der dagorde van de zittingen der Kamer en der afdeelingen. Hij wil zijn mandaat kunnen waarnemen, zoo goed als een Waalsch afgevaardigde, zegde hij. De heeren Coremans en Janssens sprongen hem bij, maar de Doorniksche afgevaardigde Hoyois verlaagde het grondbeginsel tot eene zaak van... dikke stuivers.
Wij hopen, dat de Vlamingen voet bij stuk zullen houden, en het bureel der Kamer zijnen plicht zal vervullen. Het vertoog van den Volksraad antwoordt op afdoende wijze op al de drogredenen, die de vijanden onzer taal zouden geneigd zijn voor te brengen.
Kunstfeest van het Willems-Fonds. - Het Marnixfeest van 24n Februari is heel schitterend afgeloopen. De Heer Julius Sabbe sprak: Over het leven en streven van Marnix van Sint-Aldegonde, met de warmte en tegelijk de gematigdheid, die bij zulk onderwerp passen. Hij plaatste Marnix in de omlijsting van zijnen tijd, en, na de glanzende zijden van zijn leven te hebben doen uitschijnen, verzweeg hij ook zijne gebreken en misslagen niet.
Het concert werd geleid door den Antwerpschen meester Jef Keurvels, den bestuurder van den Vlaamschen lyrischen Schouwburg, samengesteld uit de Dames Betsy Kamphuijzen en Laura Callemien, en de Heeren Frans De Busscher en Jef Judels. De bijval, die al deze degelijke kunstenaars bekwamen, is bijna onbeschrijflijk. Alleenzangen en vierzangen, alles meesterlijk; verschillende werden gebisseerd. Eene echte veropenbaring voor al degenen, die den rijkdom en de schoonheid niet kennen onzer Oudvlaamsche liederen, een verheven genot voor de anderen. Maar ook, welke heerlijke keus! In het 1e gedeelie, liederen uit de 14e en 16e eeuw: de vierzangen Here Halewyn, Schoon Lief en Het waren twee Conincskinderen; Perfeckt is naar 't antyck en Ghequetst ben ic van binnen, voor sopraan; Myn hertken heeft altyt verlangen en Maria die zoude naar Bethleëm goan, voor alt.
In het 2e gedeelte, gewijd aan den worstelstrijd tegen Spanje, de vierzangen: Helpt nu u self en Wilhelmus van Nassouwe; Maximilianus de Bossu, Het Standbeeld van Alva en het opwekkende Slaat op den trommele van dirredomdeyne, voor bas; Het Beleg van Oostende, Hel Beleg van Bergen-op-Zoom en O Nederland, let op u saeck, voor tenor. In het 1e gedeelte begeleidde de heer Keurvels op het harmonium, in het 2e, op de piano
We wenschen de Zangkapel in al onze Vlaamsche steden te zien optreden, en voorspellen haar den bijval, dien zij in ons kunstminnend Brussel genoot.
Tentoonstellingen. - In den Cercle artistique wisselen de tentoonstellingen voortdurend af. In de laatste weken bewonderde men er de landschappen van Isidoor Verheyden. Deze tentoonstelling werd bezocht door den Heer De Bruyn, minister van landbouw en zijn nieuwen algemeenen directeur, den heer Verlant.
Daarop volgden de schilders Isidoor Meyers en Alfred Verhaeren, de eene met zijne water- en zeezichten, de andere met zijne sappige vruchten en doode natuur.
Thans is de beurt aan den Engelschen schilder Bartlett, wiens gewrochten in de tentoonstellingen der Aquarellisten en der Libre Esthétique zoo gunstig werden opgenomen. Zijne waterverfschilderingen, op zijn Engelsch afgewerkt, zoodat zij in olieverf schijnen gepenseeld te zijn, munten uit door eenvoud en oprechtheid, en laten des te dieperen indruk na. Het zijn meest gezichten uit Nederland.
In den Rubensclub (Koningstraat) groote bijval voor den heer Rudolf Wytsman en Mevr. Jul. Wytsman. De laatste munt uit in de bloemen, haar man in het landschap. Beide kunstenaars offeren minder dan vroeger aan de practijken der nieuwe school: hun vibreeren gaat echter met veel kunst gepaard.
In de Maison d'Art wekte Eugeen Laermans de algemeene belangstelling met zijne tafereelen gewijd aan de slachtoffers van het noodlot, aan de menschelijke ellende.
In het Museum kwam, na de opmerkelijke tentoonstelling van den Cercle pour l'Art, de nog meer belangrijke van de Libre Esthétique. De indruk is anders nog al gemengd; naast impressionnisten en luministen veel schilders, die, zooals hunne voorgangers eenvoudig weg en natuurlijk penseelen, en dieperen indruk teweeg brengen dan de zoekenden naar nieuw licht. De beeldhouw- en nijverheidskunst zijn even goed vertegenwoordigd. De inrichter is de bekende estheet Oct. Maus.
Eene prachtige schilderij is die van Emiel Motte: Eene familie onder de bescherming van Sint-Joris en Sinte-Katelijne. In de beeldhouwkunst blinkt uit Constantin Meunier met een vak van zijn reuzenarbeid, Gedenkteeken voor den arbeid. Van Felicien Rops zijn 45 werken voorhanden. Allerlei werken van Angnetin, Artót, E. Berckmans. V. Bernard, Mej. A. Boch, Brong wyn, E. Carriére, Ch. Cottet, W. Degouve de Nuniques, A. Delaunois, G. d'Espagnat, A, Donnay, M Greiffenhagen, V. Grubicy de Dragon, F. Kenz, G. Inness,