Neerlandia. Jaargang 3
(1899)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Naam van onze Vereeniging.In de vergadering van den Tak Johbg. van het A.N.V. den 21 Dec. '98 is de naam van onze Vereeniging ter spraak gekomen. Aan de orde stond: Verzoek van het Bestuur om aan het Hoofdbestuur machtiging te vragen den naam van de Z.A. Afdeeling te doen zijn Algemeen Nederlandsche Taalverbond. Er werd gezegd, tot toelichting van het voorstel, dat de tegenwoordige naam aanleiding tot misverstand geeft. Men meent nl. dat het Verbond alleen ‘Nederlandsch’ is en niet ‘Afrikaansch’. Een spreker dacht, dat het beter zou zijn den naam Algemeen Hollandsch Taalverbond te doen zijn daar de Afrikaners van de ‘Hollandsche’ taal spreken. Verschillende sprekers uitten zich in dezen geest. Ten slotte was men het niet eens omtrent de vraag of men zal verzoeken den naam voor Zuid-Afrika dan wel voor de geheele wereld te veranderen. Het punt zou daarom op een volgende vergadering behandeld worden. In een brief uit Pretoria aan het Laatste Nieuws van Brussel, drukte de schrijver, naar aanleiding van de vergadering te Pretoria, zijn verwondering uit dat het Algemeen Nederlandsch Verbond nu op eens geworden was het Algemeen Hollandsch Verbond. En dat bleef ook in Vlaanderen niet onopgemerkt, zooals van te voren het vermoeden in de vergadering te Johbg. werd geuit. Er heerscht misverstand. Een woordje om licht te brengen in deze duisternis. De naam van de Vereeniging heeft ons in Europa natuurlijk ook bezig gehouden. Het is niet zonder ernstig wikken en wegen, dat de naam Algemeen Nederlandsch Verbond werd gekozen. Verbond en niet Taalverbond omdat de bemoeiingen van de Vereeniging zich niet zullen beperken tot uitsluitend taalbelangen, maar dat ze, zoover haar krachten reiken, de stoffelijke en zedelijke belangen van onzen stam wil behartigen. Zoo zal er niet alleen geijverd worden om taalrechten te doen erkennen en de krenking er van te keer te gaan, maar zal de Vereeniging ook werkzaam zijn, waar ze kan, om het algemeen beschavingspeil van onzen stam te doen stijgen, de uitingen van een eigen kunst te bevorderen, zijn zelfstaandigheid te handhaven en zijn stoffelijken welstand te verhoogen. Zoo werd er in de bespreking te Jhbg. uitgezien naar middelen om er de arme blanken weer boven op te helpen en dus wel ‘de stoffelijke belangen’ van die stamgenooten te behartigen. Wel zal het A.N.V. als Vereeniging niet bij machte zijn om hier stoffelijken steun te verleenen; toch ligt het wel degelijk op zijn weg om dat vraagstuk met aandacht te bestudeeren en maakt het zich verdienstelijk door er de aandacht op te vestigen en te helpen zoeken naar een oplossing. In diezelfde vergadering prees de Heer Van Wijnbergen Staatsuitbating van mijnen aan. De betalende goudmijnen in de Z.A.R. hebben over het jaar 1898 £ 4,986,000 aan dividenden uitbetaald. Onder die mijnen levert de voordeeligste de Johannesburg Pioneer een winst van 675% op. Er wordt berekend, dat om die £ 5,000,000 aan dividenden zoo goed als uitsluitend aan Europeesche aandeelhouders uit te kunnen betalen, de goudmaatschappijen ongeveer 2 1/2 maal die som, zegge voor £ 12,500,000 uit den Transvaalschen bodem hebben moeten halen, waarvan de Z.A.R. een belachelijk kleine som aan mijn pachtrechten heeft gekregen. De bodem van de Z.A.R. is dns meer dan 300,000,000 fr. armer geworden; haar vijanden zooveel rijker. O ongehoorde grootmoedigheid, dat een land zich zelf verarmt ter wille van een vijand. En dat zal zoo voort blijven duren, dat steeds nieuwe mijdspachten verleend worden. aan nieuwe Engelsche Maatschappijen en de Z.A.R. zal beloond worden met nieuwe opstootjes van het jingo-gepeupel te Johannesburg! Wat de reden van dergelijk beleid mag zijn, dat kunnen we uit de verte maar niet begrijpen. Het Afrikanerdom moest toch aan macht grijpen wat het kan. De handhaving van de zelfstandigheid van onzen stam ligt op den weg van ons Verhond en daarom is het goed, dat het in dezen geest optrede evenals het goed zal zijn dat het aanknoopen van drukker handelsbetrekkingen met Noord- en Zuid-Nederland in de hand zal werken; want al wat hier gewonnen wordt maakt Zuid-Afrika stoffelijk en zedelijk losser van den Engelschen vijand. Om die redenen was het best dat onze Vereeniging niet Taalverbond geheeten werd, omdat zulks zou leiden tot het verkeerde denkbeeld, dat het zich uitsluitend met taalbelangen bemoeit. Dan: het Algemeen Nederlandsch Verbond. Nederlandsch slaat hier en op de taal en op den stam. Hollanders (in de beteekenis van Noordnederlanders) Vlamingen en Hollandsche Afrikaners spreken een gemeenschappelijke taal. Zij hebben een gemeenschappelijken oorsprong, afgezien van het feit dat vele Zuidafrikaners tot voorouders Fransche Hugenoten hadden, die zich toch opgelost hebben in een meerderheid van oorsponkelijke Hollanders. Bij dezen moeten we dan nog de Friezen rekenen, die het Hollandsch nationale leven meeleven. Wanneer we nu door een stamnaam den gemeenschappelijken oorsprong van deze stambroedervolken willen te kennen geven, kunnen we toch niet in 't algemeen spreken van Hollanders, Vlamingen, Afrikaners, Friezen. En we hebben dan geen anderen naam dan dien van Nederlander, die ze allen omvat, daargelaten of die naam in deze opvatting bij deze vier stammen al dan niet gebruikelijk zij. | |
[pagina 2]
| |
Om eenig licht te werpen op de verwantschap van de takken van onzen stam, laten we onderstaande aanhaling volgenGa naar voetnoot(1). ‘Onze taal, het Nederlandsch, behoort tot de Indo-Europeesche talenfamilie, namelijk de talen gesproken door de Indiërs, Iraniërs, Armeniërs, Grieken, Italiërs, Kelten, Slaven. Littauers en Germanen, die evenals de volkeren, die ze spraken, een gemeenschappelijken oorsprong hebben, dat wil zeggen, van een en dezelfde oorspronkelijke grondtaal afstammen. Onder de Indo-Europeesche talen maken de Germaansche talen een zelfstandige groep uit, die zich gesplitst heeft in Oostgermaansch, waartoe behoorden: het Gotisch, dat zonder afstammelingen uitgestorven is en het Oudnoorsch, dat voortleeft in het Deensch, Zweedsch, Norweegsch en IJslandsch; en het Westgermaansch, tot welk taalgebied behoorden de Longobarden, Beieren, Alemannen, Burgondiërs, Franken, Hessen, Thuringers, Angelen, Sassen, Jutten en Friezen. Van deze staken Angelen, Jutten en Sassen over naar Brittanje, - dat naar de eersten Engeland genoemd werd, brachten daar hun Germaansche taal mee, die de Keltische verdrong en waaruit zich, onder den invloed van de geromaniseerde Noormannen na de verovering in 1066 het hedendaagsch Engelsch gevormd heeft, dat wel een groot aantal romaansche woorden heeft opgenomen, maar waarvan de grondslag zuiver Germaansch is gebleven. Op het vasteland splitste zich het Westgermaansch in Opperduitsch (tongvallen van de zuidelijke stammen) en Nederduitsch (tongvallen van de noordelijke volken). Tot de Nederduitsche volken behoorden de stammen, die de Nederlanden bewoonden, en uit wier tongvallen de Nederlandsche taal zich gevormd heeft. Het gebied van het Nederduitsch, waarvan het Nederlandsch taalgebied maar een onderdeel is, strekt zich uit langsheen de Noord- en de Oost-Zee, van Calais tot bezuiden Wemel, benoorden een lijn die van Calais bezuiden Brussel, benoorden Aken en Keulen over Kassel, Dessau, Wittenberg, Frankfort a.d. Oder, Bromberg, Lotzen, Tilsitt tot aan de monding van den Niemen loopt. Onder de Nederduitsche tongvallen is het alleen het Nederlandsch, dat een letterkundige taal geworden is met een rijke letterkunde. Tengevolge van historische omstandigheden geldt thans het zoogenoemde Hoogduitsch als letterkundige taal voor de Nederduitschers in Duitschland. Ons eigen taalgebied omvat thans: Fransch-Vlaanderen, Vlaamsch-België, Noord-Nederland. De Germanen, die onzen bodem hebben bevolkt, behoorden tot drie verschillende stammen: Friezen, Franken, Sassen, die ieder hun eigen tongval spraken. Frankisch en Saksisch stonden veel dichter bij elkander dan bij het Friesch, dat heelemaal op zich zelf staat. Die laatste tongval is dan ook die, die 't minst invloed gehad heeft op de vorming van onze schrijftaal. Vroeger was 't gebied van het Friesch veel uitgebreider dan nu. Het reikte langsheen de Noordzee van het Zwin (Noorden van West-Vlaanderen) tot aan de grenzen van Denemarken. Thans is dat gebied geslonken tot de provincie Friesland. De Friezen bewoonden vanouds onzon bodem en hebben geen deel genomen aan de groote Germaansche volksverhuizingen, die Germaansche stammen gebracht hebben verre buiten 't gebied dat ze oorspronkelijk bezetten. Zoo woonden de Sassen aanvankelijk tusschen de Eider, de Elbe en de Trave ten zuiden van Denemarken. Vandaar uit veroverden zij allengs de landen ter linkerzijde van de Elbe tot over de Eems, tot aan de Lippe en de Unstrut. Zij bevolkten een deel van Nederland, waar hun tongvallen, die gedeeltelijk het Friesch verdrongen, gesproken worden in een groot deel van Gelderland, Overijsel, Drente en Groningen. Het grootste gedeelte van den Nederlandschen bodem werd ingenomen door de Franken, die we 't eerst in de 3e eeuw na Christus ontmoeten aan den Reneden-Rijn en vandaar allengskens zien afzakken naar het Zuiden. In de 4e eeuw na Chr. zijn ze verdeeld in Salische en Ripuarische Franken (ripa = oever). De laatsten verbreidden zich stroomopwaarts langs de oevers van den Rijn, drongen langs den linkeroever tot aan de Ardennen en later, door de gewesten van de Alemannen en de Burgondiërs heen tot over de Lauter, en maakten zich op den rechteroever meester van de landen tusschen de Main en de Roer oostwaarts tot aan de Werra, later langs de Neckar tot aan de Enz. De Salische Franken bevolkten Vlaamsch-België en Fransch-Vlaanderen en trokken van hier uit ter verovering van Gallië, waar ze het Frankische Rijk stichtten, hun naam aan het land gaven en aan de taal, die er gesproken wordt en die de hunne niet is. Het is de tongval van de FrankenGa naar voetnoot(1), die de grondslag is van de Nederlandsche schrijftaal. Immers, het is in Zuid-Nederland dat eerst in onze taal geschreven wordt; onder de Nederlandsche gewesten is het Vlaanderen, dat in de middeleeuwen zich het krachtigst ontwikkelt; daar ook bloeit de letterkunde het vroegst en zoo groot was de luister, verspreid door dat gewest, dat het in de tweede helft van de 12e eeuw in Duitschland voornaam stond Vlaamsche uitdrukkingen te bezigen. Na de 16e eeuw en na de ongelukken die Vlaanderen onder de Spaansche overheersching teisteren, is het vooral in het Noorden, dat de Letteren een schitterenden bloei beleven en sedert dien tijd is het Holland, welks invloed op de schrijftaal overwegend wordt en 't is ook door de expansie van Holland, dat het Nederlandsch zich buiten de Europeesche grenzen verbreidt. Ziedaar ouzen gemeenschappelijken oorsprong en dien van onze gemeenschappelijke taal. Over den naam van die gemeenschappelijke taal handelden we in de Juli-aflev. van het voorgaande jaar. In de middeleeuwen was haar naam Dietsch. Die naam is niet gebleven. In Zuid-Nederland is het Vlaanderen onder al de Dietschsprekende gewesten, dat de hoofdrol gespeeld heeft in de geschiedenis; in Noord-Nederland werd die rol gespeeld door Holland. Vandaar dat het volk zijn taal is gaan noemen Vlaamsch hier en Hollandsch ginder. Ook de afstammelingen van de Hollandsche Kolonisten die in 1652 Kaapstad stichtten en thans over Zuid-Afrika verbreid zijn, noemen hun taal Hollandsch. Dat zijn feiten. En toch bezigen we dezelfde gemeenschappelijke schrijftaal. Het gebruik van verschillende namen voor 'tzelfde denkbeeld wekt maar verwarring. Daarom beweren de vijanden van onze taal hier, dat Vlaamsch en Hollandsch twee verschillende talen zijn. En zelfs onder ons volk, onder menschen van onzen stam, onderhouden die verschillende benamingen vooroordeel. Is het dan niet best voor één begrip één naam te bezigen? Welken naam dan? Of Vlaamsch óf Hollandsch? Dat gaat niet. In onze scholen worden b.v. leesboeken gebezigd en daarin zullen stukken voorkomen van Multatuli nevens Conscience, Sleeckx nevens Beets, Cremer nemens Snieders, Loveling nevens Keller, de Genestet nevens Van Beers, Hilda Ram nevens Hélène Swarth. Beproef nu eens zulk een leesboek een Vlaamsch Leesboek te noemen! Hebben dan Dekker, Beets, Cremer, Keller, de Genestet, Swarth Vlaamsch geschreven? Noem het een Hollandsch Leesboek. Hebben dan Conscience, Sleeckx, Snieders, Van Beers, Hilda Ram Hollandsch geschreven? Neen, dat gaat niet. Bij die twee woorden denkt men onvermijdelijk aan hun beperkte beteekenis. Trouwens al is het een feit, dat het volk hier en ginder zijn taal Vlaamsch en Hollandsch noemt, de geletterden, de taalkundigen, noemen haar, met het oog op haar verbreiding, uitsluitend Nederlandsch, en daaromheeten ook al onze leesboeken en spraakkunsten uitsluitend Nederlandsche Bloemlezingen, Neder landsche Spraakkunsten. Is die naam bij de groote massa van onzen stam nog minder bekend, het ligt juist op onzen weg, tot het weren van vooroordeel en het verschaffen van beter inzicht, hem algemeen bekend te maken. Als de Nederlandsche School over de wereld dát helpt doen, staan we in de toekomst véél dichter bij elkaar, zijn we véél krachtiger. De naam van onze Vereeniging over de wereld kán dus niet anders zijn, dan Algemeen Nederlandsch Verbond. Mogelijk is het, dat in dezen tijd de benaming Nederlandsch in Z.A. nog verkeerd wordt opgevat en in vele geesten de beperkte beteekenis krijgt, die Hollandsch zelf in Vlaanderen heeft. Maar moeten we ons de toekomst niet voorbehouden en zijn de 1100 leden over Znid-Afrika, die ons streven kennen en waardeeren, niet daar om misverstand uit den weg te ruimen? Heft ieder nr van Neerlandia, ieder toetredingskaart niet alle misverstand op: ‘Tot den Nederlandschen stam rekenen we: Hollanders, Vlamingen, Zuidafrikaansche Boeren (en Friezen, mochten we er bijvoegen) waar ook deze leden van één stam gevestigd zijn: Noord-Nederland (Holland), Zuid-Nederland (België), Nederl. volkplantingen in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika; Nederl. Koloniën: Curaçao. Suriname, Oost-Indië; Zuid-Afrika: Kaap-Kolonie, Oranje-Vrijstaat, Zuidafrik. Republiek, Natal, Rhodesië, Duitsch West-Afrika, Portugeesch Angola, Congo-Vrijstaat’? In onzen eerlijken Bond van drieën, geheel zelfstandig en onafhankelijk van elkaar handelend in broederlijke eendracht is plaats voor misverstand noch achterdocht. Terwijl de naam van onze Vereeniging over de wereld niet anders kán zijn dan Algemeen Nederlandsch Verbond, schijnt het ons ook niet raadzaam dat hij anders worde in Z.A. Want bestaat er nu misverstand moeten wij zelf dan 't sterken en in 't leven houden? Heeft men een titel noodig, die dadelijk sympathie trekt ook van wie nog buiten 't Verbond staat, men kan zeer goed een ondertitel kiezen voor 't gewone gebruik en voor propagandadoeleinden. Een leus b.v. Afrika voor de Afrikaners. Hoe denkt men daar in Z.A. over? |
|