Het Algemeen Nederlandsch Verbond te Amsterdam.
In eene te Amsterdam gehouden vergadering, die zeer druk bezocht was, lichtte de voorzitter van het hoofdbestuur, Prof. Dr. H. Kern, het doel toe van het Algemeen Nederlandsch Verbond. De voorzitter der vergadering, Prof. D.J. Te Winkel, gaf in zijn openingswoord als eindresultaat der vergadering de stichting eener afdeeling aan. Het ledental te Amsterdam is daartoe ruim toereikend, maar het aantal van 100 leden is nog voor veel uitbreiding vatbaar.
Prof. Kern, het woord erlangende, lichtte daarna het doel toe der vereeniging. Dat dit misschien niet overbodig is, al spreken de statuten duidelijk genoeg is onlangs gebleken uit een mededeeling in de dagbladen, waarin het leedwezen werd uitgesproken, dat aan de Oost-Indiën in het Verbond geen plaats was toegedacht. Spreker deed uitkomen, dat dit op een dwaling steunde. Alles wat tot Nederland behoort, kan worden opgenomen in het Algemeen Nederlandsch Verbond. De stichting nu van het Verbond wortelt in de overtuiging dat men, om een groot doel te bereiken, de krachten van verschillende personen moet vereenigen, omdat enkelen individueel het beoogde doel niet kunnen bereiken.
Geboren is het Verbond in Vlaanderen, ten doop gehouden op het Congres te Dordt. Dat het ledental in Nederland, in vergelijking met dat uit België en Zuid-Afrika, niet groot is, verklaarde spreker hieruit dat men de behoefte er aan nog niet zoo voelt. Een voornaam doel van het Verbond: de handhaving van de Nederlandsche taal maakt on den Nederlander niet veel indruk, Onze taal loopt geen gevaar. Maar in Zuid-Nederland en Zuid-Afrika is dit anders. Daar looptde Nederlandsche taal altoos gevaar. En toch daar wil men de eigen taal, de moedertaal bewaren, uit moreele en uit utiliteitsgronden, waarvan vooral de eerste ons aller eerbied en sympathie verdienen.
Maar bovendien wenscht het Verbond onze taal uit te breiden, dit wil zeggen, dat wij de taal niet willen verbreiden over de wereld, maar wij willen haar beter bekend hebben dan nu. Veel averechtsche meeningen, die men over ons in den vreemde heeft, vinden haar oorzaak in onbekendheid met onze taal. Wij willen noch onverdiend gelaakt, noch onverdiend geprezen worden Wij willen naar waarheid worden beoordeeld. Dit is ook in het belang van den vreemdeling zelf. Ten eerste omdat ook hij er bij wint, als hij iets, dat hij waard vindt door hem beoordeeld te worden, juist beoordeelt; ten tweede omdat de vreemde wetenschap er baat bij zou vinden, als zij onze taal kon lezen.
Toch moet men niet meenen, dat men onze taal zoo heel weinig kent. Spreker haalt een recent voorbeeld aan. Verleden zomer vertoefde een vriend van spreker te Oxford in een gezelschap van geleerden, die allen de Hollandsche taal machtig waren. Vóór 20 jaar was de kennis van het Hollandsch in Engeland veel zeldzamer. En wat de Engelschen doen, plegen zij goed te doen. Gaandeweg vindt men in Frankrijk meer en meer menschen, die onze taal kennen en meer nog, die haar willen kennen. Ook in Duitschland kent men wel onze taal, maar toch gelooft spreker dat er daar méér nog zijn, die meenen het Hollandsch te kennen. Spreker heeft verder vrienden in Zweden en Noorwegen en in Italië, aan wie hij in 't Hollandsch schrijft. Zeker is er geen tijdperk geweest, waarin het Hollandsch meer verbreid was dan thans. Toch is meer uitbreiding wenschelijk.
Wat de inlanders betreft van onze koloniën, zij zijn niet gerekend tot de vreemden, waaronder het Verbond het Hollandsch wenscht te verspreiden. Maar daarom toch wel de hoogere inlandsche ambtenaren.
Hiertegen bestaat echter altoos nog verzet, uit verschillende beweegredenen. Spreker weerspreekt met klem den waan van sommige opgeblazenen, die den inlander minder vatbaar achten of kennis gevaarlijk in politieken zin. Och neen, riep spreker, het ‘weten’ is nooit gevaarlijk. Zijne overtuiging is, dat uitbreiding van onze taal onder de voorname klassen der inlandsche maatschappij den band eerst recht zal strengelen tusschen het moederland en zijn koloniën.
Het Algemeen Nederlandsch Verbond is nationaal, op zekere hoogte internationaal, maar in het geheel niet chauvinistisch. Het heeft geen haat tegen welk volk ook, maar wij willen onze plaats bewaren en onzen stam versterken. Internationaal is het Verbond door zijn betrekking met alle taalgenooten over den geheelen aardbol. De statuten spreken van 3 zelfstandige groepen: Nederland en alles wat buiten de 2 volgende groepen valt; België en Fransch Vlaanderen; Zuid-Afrika. Had men verwacht, dat vooral uit Amerika zooveel bewijzen van sympathie zouden komen, men zou de in Amerika Nederlandsch sprekenden tot een vierde groep vereenigd hebben. Na over de sympathieën te hebben gehandeld, die zich steeds sterker openbaren tusschen Noord- en Zuid-Nederlanders, betoogde spreker hoe vooral ook de Nederlandsch sprekende bevolking van Zuid-Afrika alle recht heeft op onzen steun in haren strijd om het behoud der taal.
Wat de middelen betreft, die het Nederlandsch Verbond wenscht te bezigen, de statuten rekenen daartoe de stichting van boekerijen, het bevorderen van het bezoek onzer hoogescholen door studenten van elders met name uit Zuid-Afrika. Spreker stelt in het licht op hoe kortzichtige wijze onze universiteiten gesloten worden gehouden voor vreemde studenten. Zelfs een in Amerika gepromoveerde, opzettelijk naar Leiden gekomen om het Nederlandsch te bestudeeren, ten einde zich