Réforme en Pierron in Petit Bleu hebben in gansch anderen geest uitgelaten dan de heeren van Soir en Chronique en we zullen zoo onbescheiden niet zijn ernstige menschen met kleingeestige Brusselsche zwangers te vergelijken.
- Verfransching in Leuven. - De heer schepen van openbaar onderwijs te Leuven, Vital De Coster, sinds een twaalftal jaren bij de Vlamingen berucht om zijne geschillen met het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds te Gent en met de heeren Hoste en Reintares van Brussel, betrekkelijk de uitvoering der Vlaamsche taalwet van 1883, doet weer van zich spreken. De heer De Coster heeft veel invloed in Leuven: hij is een welbespraakt advocaat; in den gemeenteraad is hij de voornaamste woordvoerder van het college; veel menschen heeft hij dienst bewezen, en hij boogt te recht op een vriendelijken omgang met de lui der groote en kleine burgerij. Maar de heer De Coster heeft een groot gebrek: hij is een franskiljon, en des te gevaarlijker daar hij zegt te handelen in het belang der bevolking, wie hij heel behendig een rad voor de oogen draait.
En nu ter zake: de heer De Coster heeft de wenschelijkheid van een meer uitgebreid lager onderwijs voor de Leuvensche bevolking ingezien en een vierden graad bij de bestaande drie gevoegd. Heel goed; maar hij stelt te gelijk voor in dien 4n graad het Fransch als voertaal aan te nemen, zoodat alle vakken, uitgezonderd het Nederlandsch, in het Fransch zouden gedoceerd worden. Zoo iets kon natuurlijk niet zonder protest doorgaan. Het Vlaamsch Bondgenootschap van Leuven heeft op 27 Oogst een vertoog aan den gemeenteraad gestuurd, om hem te verzoeken op zijn besluit (genomen in zitting van 20 Juni, niettegenstaande het verzet der minderheid) terug te komen.
In dit flink gesteld vertoog wijst het Vlaamsch Bondgenootschap op het gevaar in den loop van het onderwijs van voertaal te veranderen, en haalt als voorbeeld Brussel aan, waar zulks voor de Vlaamsche kinderen, geschiedt van het derde studiejaar af. Dat het bastaardstelsel van den heer De Coster de leerlingen bekwamen kan, om als beambten op te treden, loochent het vertoog ten stelligste, en haalt nogmaals als bewijs Brussel aan, welks candidaten in de officieële examens regelmatig door de Walen en de Vlamingen worden geklopt. Ten slotte betoogt het Bondgenoodschap, dat de gestemde bepaling tegenstrijdig is met de wet, gezien de duidelijke verklaringen van minister Schollaert in de kamerzittingen van 3 en 14 Augustus 1895. Als verzoeningsmaatregel stelt het voor met de Fransche taal nog een paar vakken (rekenkunde en handelsonderricht) in de twee talen te laten onderwijzen, zooals het gebeurt in het middelbaar onderwijs.
Wie Vital De Coster kent, weet, dat redeneering hem niet zal bekeeren. We verwachten geen gunstige uitslagen van het beroep op den gemeenteraad. We vernemen dat de opstellers van het vertoog van plan zijn zich tot den minister van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijs te wenden, opdat hij de wet, in letter en geest, doe eerbiedigen. We zijn benieuwd te vernemen, of de Leuvenaars bij hunnen minister beter zullen slagen dan de Brusselaars, die tot hiertoe vergeefsche pogingen aanwendden, om dat eenvoudig beginsel onderwijs in en door de moedertaal te doen eerbiedigen.
- In Laken, dank zij de pogingen der vlaamschgezinde gemeenteraadsleden, schijnt verbetering te komen. De onderwijzers en onderwijzeressen zullen, vooraleer in bediening te treden, door een examen voor bevoegde personen moeten bewijzen, dat ze in staat zijn ook in het Nederlandsch te onderwijzen.
- Onze Kringen. De Benoit's Kring richt ter gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan, een wedstrijd in van romancen, kluchtliederen, ernstige en boertige tweezangen. Drie zendagen der maand October, van 3 tot 6 uren, worden aan dien kampstrijd gewijd.
- In de Distel las de heer Brans eene uitgebreide degelijke studie over Hegenscheidt's Starkadd.
Ter gelegenheid van de troonbeklimming van koningin Wilhelmina, zond de Kring een telegram van gelukwenschen en hulde, die door den adjudant van H.M. telegrafisch werd beantwoord.
- Nieuw tijdschrift. Wij ontvangen het prospectus van een nieuw tijdschrift Germania, dat in October aanstaande, in twee talen, Nederlandsch en Duitsch, te Brussel zal verschijnen. Uitvoerende opstelraad: de heeren J.M. Brans, A. Burvenich, Juliaan De Vriendt, A. Prayon-van Zuylen en baron von Ziegezar. Adres der Redactie: Nederlandsche briefwisseling, A. Burvenich, Fonsnylaan, 116; Duitsche briefwisseling: Bon von Ziegezar, Hamerstraat, 70. Het tijdschrift wordt gewijd aan Vlaamsche Beweging, letterkunde, kunst, wetenschap, onderwijs, staathuishoudkunde, handel, nijverheid en verkeer.
Het wil strijden voor de Germaansche gedachte en verklaart dien strijd als volgt:
‘Wij achten zelfs, dat de tijd gekomen is, om onzen strijd en onze naderende zegepraal verder dan binnen de perken van ons klein Vaderland bekend te maken. Wij wenschen onzen stambroeders van Oost en Noord te toonen, hoe wij hier 't Germaansche vaandel hoog houden. Wij willen onze stamverwantschap met alle Germanen over de grens meer op den voorgrond stellen.
Tal van onklare begrippen en verkeerde opvattingen werden onder de menigte verspreid en vonden ook hier en daar ingang. Voor hen, die 't aan weerskanten de grens wel meenen met ons volk en den toestand zoowel als de toekomst helder inzien, was het een tijdperk van verdriet en vernedering. Doch de tijd van broederlijk vertrouwen en vrede zal weldra met warmer handdruk en inniger toenadering weerkeeren.
Fransche invloeden, die onophoudelijk op onzen geest en op ons gemoed inwerken, hebben onze blikken van het Noorden en Oosten afgewend en naar het Zuiden gelokt. Fransche lichtzinnigheid en oppervlakkigheid hebben ons ongeschikt gemaakt om 't groote en heer lijke op alle gebied, door onze broeders uit Duitschland, Noord-Nederland en de gansche Germaansche wereld geschapen, op te merken en te waardeeren. Fransche leugens, dag aan dag in Fransche of uit Frankrijk betaalde bladen herhaald, hebben ons valsche begrippen over de bedoelingen en inzichten der Germaansche broedernatiën in hoofd en hart geprent, zulks tot onberekenbaar nadeel voor onze eigen ontwikkeling, zoowel op stoffelijk als op zedelijk gebied. Kortom de aanleidende oorzaak van dezen betreurenswaardigen toestand is wederzijdsche onbekendheid met karakter, begrippen. levenswijze, beschaving, hulpmiddelen, enz.
“Onbekend maakt onbemind”
zegt het spreekwoord terecht.
Om dit euvel te verhelpen, om de liefdelooze onderlinge onbekendheid in liefdevolle waardeering om te zetten. werd dit tijdschrift gesticht.
Wij zullen aantoonen en bewijzen, dat ons Volk, zoowel in 't Noorden als in 't Zuiden, het hoogste belang, ja, de dringendste behoefte heeft aan vriendschappelijke toenadering en onderlinge verstandhouding met Duitschland en andere Germaansche landen.
Wij zullen aantoonen en bewijzen, dat, indien er voor onze havens: Antwerpen, Gent, Brugge, Brussel, hoop in de toekomst bestaat, deze hoop enkel berust op blijvenden toevoer uit Midden- en Zuid-Duitschland, Oostenrijk, Zwitserland, de Balkaanstaten en gedeeltelijk Italië.
Doch op letterkundig, maatschappelijk en wetenschappelijk gebied hebben we oneindig veel van Duitschlaud en andere Germaansche landen te leeren. Onze Nederlandsche beschaving, vooral in 't Zuiden, la a veel te wenschen over en vertoont erge leemten vooral in wetenschap en literatuur.
Welke beschaving kunnen wij nu beter ter hulp roepen, dan die welke meest punten van overeenkomst met dé onze heeft? In Noord-Nederland begreep men dit reeds sinds vele jaren; immers, daar is 't hooger en middelbaar onderwijs doordrongen van den hoogen geest der Germaansche beschaving.
Evenwel ook Duitschland en andere Germaansche natiën hebben er veel bij te winnen, nader kennis te maken met wat er degelijks en wetenswaardigs in de Nederlanden wordt voortgebracht, niet minder dan met den eeuwenlangen strijd, dien wij, Vlamen, voeren voor het behoud van onzen Nederlandsch-Germaanschen volksaard en ons heilig volksrecht tegen verdrukking, miskenning en ontaarding.
Het opnemen van Nederlandsche en Duitsche bijdragen verklaart het prospectus hierdoor, dat het zeker voor vele lezers eene aangename en welkome gelegenheid zijn zal zich te oefenen en te sterken in het gebruik dezer twee talen.
Germania zal streng buiten allen partijtwist, zoowel op staatkundig als op sociaal gebied blijven, en geen oogenblik te kort schieten in den vereischten eerbied voor de Staatsinstellingen van onze Noorder- of Oosterbroeders.
Onder de hoede onzer grondwet zullen wij vrede en vooruitgang in 't goede recht beoogen, en enkel strijd voeren voor al wat het welzijn van den Germaanschen stam bevorderen kan.’
Milo.