Neerlandia. Jaargang 2
(1898)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNederlandsch in Schotland.In aansluiting aan mijne berichten omtrent Nederlandsch in Engeland, veroorloof ik mij eenige mededeelingen omtrent Nederlandsch in Schotland. Nn de lezing, die ik in Februari 1898 in de universiteit te Oxford (Taylorian Institution) hield: On Dutch language and literature, waarschijnlijk spoedig in Engeland in druk zal verschijnen, hoop ik dat de groote onbekendheid met Nederland onder de Engelschen wat verbeteren zal (voor de meerderheid der Engelschen bestaat eigenlijk Nederland niet), althans wat de letterkunde betreft. Doch 't is een bijna hopelooze taak een literatuur bekend te maken, die zulk een beperktGa naar voetnoot(a) taalgebied heeft en reeds zoo moeielijk toegankelijk is. In de maand Augustus hield ik te Edinburgh drie Engelsche voordrachtenGa naar voetnoot(1) en één Fransche, en maakte bij die gelegenheid kennis met de leden van de Summer School of modern languages, waarvan Prof. Geddes te Dundee een der hoofdpersonen is. Er waren toen in Schotland een 15 nationaliteiten bijeen, waaronder vele Duitschers en Scandinaviërs, geen Belgen. Slechts twee Nederlanders: de heer D. van Bruggen, leeraar in Engelsche taal en letterkunde te Veendam, en de ondergeteekende. Ofschoon het Nederlandsch in 't geheel niet op het program stond, hadden wij toch in particuliere gesprekken, bij gezellige bijeenkomsten, bij gezamenlijke excursies en dgl. de beste gelegenheid om voor onze taal en hare letterkunde wat propaganda te maken. Daarbij bleek dat Nederland bij de beteren en bij de besten niet zoo geheel onbekend is. Professor Kirkpatrick, hoogleeraar in de geschiedenis te Edinburgh, een geleerd en geestig man, stelt er niet alleen levendig belang in, maar kent vele onzer schrijvers en spreekt eenigszins de taal. Hij is een vriend van den Leidschen hoogleeraar Tiele, die er binnen kort weer zijne voorlezingen gaat houden. - Ook een Schotsch geleerde en letterkundige, die zeer boeiende voordrachten hield over de Schotsche taal en letterkunde, had eenige, zij het dan ook gebrekkige kennis van Oude Volksliederen van Nederlandschen stam, en ik had vaak gelegenheid om hem te wijzen op de rijke schatten onzer zoo onbekende maar zoo overrijke literatuur. - Last not least, had ik het genoegen kennis te maken met een van Sweet's leerlingen, den jeugdigen maar zeer talentvollen Henry Cecil Wyld uit Oxford, die zeer ernstige studie maakt van de (overigens heden teu dage vooral in Duitschland zeer overdreven) klankleer of phonetiek, en die daarbij de Nederlandsche taal volstrekt niet vergeet. Integendeel, hij bezit eene goede kennis van onzen taalschat, kent verschillende Nederlandsche dichters en gedichten, en voelt veel voor onze taal. Dergelijke mannen kunnen in hun eigen vaderland veel doen om de vooroordeelen weg te nemen, die zoowel over Nederland als betreffende het Nederlandsch alom bestaan. Maar vooral hadden wij op de gezellige bijeenkomsten de beste gelegenheid om te ‘payer de notre personne’ of liever ‘de notre patrie’. Het Nederlandsch Volksliederenboek bewees daarbij goede diensten, maar het moest (althans de Ned. uitgave, de Belgische zag ik nog niet) ook in andere talen, althans met vertalingen en toelichtingen, worden uitgegeven. Het Wilhelmus in oude toonzetting klonk telkens krachtig door de zalen van Ramsay Lodge, ons gezellig kosthuis, en alle Schotten, alle fierige en krachtige zonen van het half Keltische, half Angelsaksische Noorden, stemden vol | |
[pagina 4]
| |
geestdrift met die zangen in, waarbij van Bruggen's welluidende stem uitstekende diensten bewees. Doch niet alleen 't Wilhelmus, ook oudere en nieuwere Nederlandsche liederen trokken de aandacht; veel moest ik verklaren en vertolken in dit zangrijke land, waar van oudsher de barden hun liederen lieten weerklinken, en waar het stijf-puriteinsche element door zanglust en goedlachsheid zeer wordt getemperd. Vooral ook de Scandinaviërs stellen in Nederland levendig belang. Het kleine schijnt het kleine aan te trekken. Mannen uit IJsland, uit Denemarken en Noorwegen, ook vrouwen, waren daar bijeen en menigmaal hadden wij gesprekken over onze wederzijdsche letterkunde. De hoofdpersonen uit onze nieuwe literatuur zijn zelfs dáár in het Noorden nog weinig, of niet bekend. Ik noem slechts één voorbeeld: het wijsgeerig of philosophisch drama, waarvan Multatuli's Vorstenschool een pronkjuweel isGa naar voetnoot(1), is voor zoover ik kon nagaan geheel onbekend in het koude, doch zoo sympathieke Noorden, reeds door Potgieter verheerlijkt en bezongen. Tot betere bekendheid kunnen zulke congressen als de Edinburgh summer school of Modern Languages ten zeerste medewerken, en daarom maak ik tevens van deze gelegenheid gebruik om de Zuid-Nederlandsche onderwijzers, leeraren (waarom toch die malle onderscheidingen? het fransche professeur zegt alles) met warmte op te wekken, mijne pogingen om de University Extension of extension universitaire, uitbreiding van het hooger onderwijs, ook in Nederland en BelgiëGa naar voetnoot(b) overal in te voeren en op zoo breed mogelijken grondslag te vestigen en uit te breiden, voortaan met alle kracht te steunen. De taal is gansch het volk. Maar ook het onderwijs zij in de taal des volks en voor het gansche volk. Dr H.C. Muller. |
|