Zuid-Afrika.
Velen, die in spanning waren, in Holland en Belgiê, over den afloop der laatste Kaapsche verkiezingen, hebben met levendige voldoening kennis genomen van de opeenvolgende telegrammen, telkens den stand van zaken meldende. Het lijdt geen twijfel meer of de Rhodespartij heeft een nederlaag geleden; de zegepraal is bevochten door den Afrikaanschen Bond. Hoe groot in het parlement de meerderheid zal zijn der Afrikaners, is ons nog niet duidelijk gebleken; in elk geval bestaat zij en voor ons is zij een meer dan staatkundige zege, zij is een overwinning van trouw en eerlijkheid op hondsche kleinachting van wet en recht.
Wij, leden van den Nederlandschen stam, wij verheugen ons mede in de blijdschap en rechtmatigen trots van hen, die medegewerkt hebben tot dezen schitterenden uitslag. Die uitslag zij een bemoediging in de dagen van strijd die zeker weer zullen komen; duiken kan de belager, maar zijn prooi verliest hij niet uit het oog. Zooals op den breeden omloop der stadsmuren van weleer, de wachters, door helm en kuras beschermd, uitzagen over het lage land vanwaar de vijand kon opdoemen, zoo mogen de wachters van den Afrikaner Bond steeds open oog en oor hebben voer den loerenden tegenstander. Zoo ooit, dan is hier partij niet licht te schatten; zijne middelen mogen duister zijn, het einddoel is in 't zicht: vernietiging van het zelfstandige, fiere Afrikanerdom.
Waakt, mannen van de Kaap voor het hoogste wat