te weten dat de genegenheid gemeend is. Prins Alexander, die in zijne plaats trad, werd gewaardeerd om zijn edele bedoelingen en beklaagd om zijn vreugdeloos bestaan. Aan zijn levenskracht werd niet geloofd en men achtte de Oranje's uitgestorven, als Willem III het hoofd neerlei. Dat vond men heel, heel jammer. Want de Oranje's, dat voelde men, waren een waarborg voor eenheid bij het Nederlandsche volk. Zij waren er mee saamgegroeid en zooals Vondel zingt, - van een boom scheurt nimmer tak, zonder krak of jammerteeken.
Toen kwam het prinsesje, in '80, 31 Augustus. Men had liever een prins gehad, maar de zaak lei er toe; 't was een Oranje, dat was genoeg, en de band zou blijven, al werd hij wat veranderd. En wat men zeggen moge, Emma van Waldeck-Pyrmont komt de groote eer toe, als Duitsche moeder aan haar kind een echt Hollandsche opvoeding te hebben gegeven. Dat juist is het wat de Hollanders zoo waardeeren, want de Hollanders zijn Hollanders en willen dat blijven. Niet het minst omdat zij dat willen, hechten zij zoo aan het geslacht Oranje; zij beschouwen dat als een waarborg voor hun zelfstandig bestaan, als een zinnebeeld van hun eenheid. En heel de Nederlandsche stam mag met dankbaarheid die moeder aanzien, als de vrouw die eigen taal en eigen levenswijs heeft opgeofferd aan de toekomstige plichten van haar dochter. En nu is het waar dat elke goede moeder bereid is tot zelfverloochening als het geldt haar kind, maar de deugden eener gewone vrouw bloeien in stilte, die van eene koningsmoeder openlijk. Op deze verzamelt zich nu eenmaal al de hulde, die duizenden huismoeders te zamen verdienen.
Emma van Waldeck-Pyrmont, wier taak als regentes, naar buiten althans, is geëindigd, wier zon zoo te zeggen is ondergegaan, heeft het Nederlandsche volk allereerst, maar dan den geheelen Nederlandschen stam, zeer aan zich verplicht. Zonder hare verstandige leiding zou men niet vol vertrouwen zijn in de toekomst onzer taal, het plechtanker van ons volksbestaan.
Want, wat wij thans van onze jonge koningin mogen hopen, dat is dat zij onze taal zal eerbiedigen in al haar rechten; ook aan het hof zal doen eerbiedigen; dat zij zal voor gaan als Nederlandsche in alles aan het Nederlandsch de voorkeur te geven, en vreemde taal slechts te dulden tegenover vreemden. Dat zij Nederlandsche kunst en letteren zal waardeeren als zij dat verdienen, zonder vooringenomenheid met wat daarbuiten ligt.
Wat wij thans van onze jonge koningin mogen hopen is, dat zij een open oog zal hebben voor de gemeenschappelijke belangen van heel den Nederlandschen stam.
Zij regeere in vrede en voorspoed.