Brussel.
1. Bestuur van den Brusselschen Tak. - In zijne vergadering van den 30n Juli besloot het bestuur krachtdadig de propaganda te beginnen voor de toetreding der Brusselaars tot het huldebetoon aan Antoon Bergmann. (Tony). Een omzendbrief wordt gestuurd aan al de Vlaamsche kringen der hoofdstad; een andere, op ruime schaal verspreid, aan de letterkundigen en andere kunstbeoefenaars, en de Vlaamsche strijders. Van het algemeen comiteit maken als Brusselaars deel uit de heeren G. De Deken, graaf Philip de Marnix de Ste-Aldegonde, E. Hiel, Dr. Theyskens, Eug. Vergouts, L. Van der Wee, Alf. Willems.
Alle deelnemers worden opgeroepen voor de algemeene vergadering belegd door ons bestuur op Zondag 14 Augustus.
2. Vlaamsch en Waalsch regiem der middelbare scholen. - In onze voorgaande briefwisseling (Juli) hebben wij, op het gezag van Fransche en Vlaamsche bladen der hoofdstad aan minister Schollaert het inzicht toegeschreven al de middelbare onderwijsgestichten van Brussel en voorsteden onder Waalsch regiem te willen plaatsen. Allen waren in dwaling. De minister heeft ze integendeel onder Vlaamsch regiem geplaatst. De Fransche bladen, die hem vroeger met lauweren bekransten, komen nu heftig op tegen den genomen maatregel, en vertellen daarenboven allerlei onzin: de minister is de slaaf van een onbeduidend groepje flaminganten; hij wil het Fransch uit de middelbare scholen bannen, die scholen ontvolken, en wat dies meer.
De Vlamingen, van hunnen kant, zouden ongelijk hebben triomf te kraaien. Het geldt tot hiertoe alleen eene kleine zaak: de vraag of het eertse en voornaamste opstel in den prijskamp tusschen de middelbare onderwijsgestichten een Nederlandsch of een Fransch zijn zal. Men heeft dus met Nederlandsch begonnen, en vele leerlingen hebben geene of een deerlijk werk ingeleverd.
De bladen melden. dat Brussel's gemeenteraad, er in begrepen de Vlaamschgezinde leden, tegen het besluit van minister Schollaert hebben geprotesteerd. We zullen verdere inlichtingen afwachten, vooraleer er geloof aan te geven. Misschien echter heeft onze Schepen van onderwijs, de heer Lepage, dien men in sommige kringen als gunstig gestemd voor onze taal wil doen doorgaan, met zijn gewone behendigheid, zijn collega's een rad voor de oogen gedraaid.
De heer Lepage treedt altijd op waar er spraak is ietwat de voorrechten der Fransche taal te besnoeien; voor het Nederlandsch blijft het bij... woorden en vrome wenschen.
Indien minister Schollaert de programma's niet doet eerbiedigen door de gemeentebesturen van Brussel en voorsteden, heeft hij niets verricht, tenzij de franskiljons gelegenheid geven hunne pauwkreten te laten hooren en sommige lichtgeloovige menschen tegen het Nederlandsch en de flaminganten op te ruien. Het is stellig, dat het Waalsch regiem hier was goankerd, en de leerlingen beter Fransch kennen dan Nederlandsch. Ernstige hervormingen kunnen zoo maar niet bij gelegenheid van eenen prijskamp geschieden. Dat de Heer Minister onze taal doe eerbiedigen en ernstig aanleeren; dat hebben we liever dan een leugenachtig uithangbord van Vlaamsch regiem. We vreezen, dat hij hier de paarden achter den wagen gespannen heeft. We verwachten ernstiger uitslagen van de hervorming, die wij in het Juni-nummer aanprezen. En we denken aldus de tolk te zijn van de ouders, die het ernstig meenen met de toekomst hunner kinderen, en die zijn in overgroote meerderheid, en zijn, tegen den schijn in, veeleer aan onze zijde dan aan die van Etoile, Chronique en Soir, die er alleen op uit zijn, gedreven door min lofwaardige beweegredenen, de Vlamingen en hunne taal te verneuken.
3. De 11e Juli (596e verjaardag van den Guldensporenslag) is bij de Brusselsche Vlamingen niet onopgemerkt voorbijgegaan. Enkele maatschappijen hebben een uitvoerend Comiteit benoemd, dat zich gewend heeft tot den heer Julius Sabbe. De uitstekende Brugsche redenaar aanvaardde bereidwillig, en hield eene prachtige voordracht over Vlaanderens verleden, zijn heden en zijne toekomst. Over de beteekenis van het feest trad hij in verhevene beschouwingen. Hij wees er op, hoe de Guldensporenslag, vooral in West-Vlaanderen, alle gemoederen met trots vervult, hoe alle partijen eensgezind den 11n Juli herdenken, hoe op dien dag het vaandel wappert op alle torens. En te recht. Zonder den Guldensporenslag, zou Vlaanderen niet meer bestaan, tenzij als eene provincie van Frankrijk. Het was eene zegepraal voor het volk en de burgerij. Zelfs de adel mag dien dag vieren, want niet alle edellieden waren Leliaerts. Ook de Walen en de Franschen kunnen den 11n Juli toejuichen, want het is een democratische hoogdag.
Over onze Vlaamsche kunst, over de wedergeboorte onzer Vlaamsche muziek sprekend, wist de gevierde alle snaren des gemoeds bij zijne geestdriftige toehoorders te doen trillen.
Treffend klonk het slot der feestrede. Men heeft Maerlant, den voorlooper op geestesgebied van den Guldensporenslag, en Breidel en de Coninc, de volkshelden, een gedenkteeken opgericht. Nu moet nog een gedenkteeken op den Groeningerkouter, ter eere van het gansche volk, verrijzen.
Men zou het kunnen verpersoonlijken door Willem van Gulik, te gelijk burger, geestelijke en krijgsman. Hiervoor moeten nogmaals alle partijen samenwerken. Het vaderland voor alles en boven alles! Ieder burger moet het als eene eer beschouwen zijn vaderland te dienen. De Vlamingen hebben dus tot plicht de trits der gedenkteekens te volledigen.
Wat de onde kenspreuken betreft: ‘Wat Walsch is, valsch is’ en ‘Slaat dood!’ die zijn nu op het gebied des geestes toepasselijk. ‘Wat Walsch is, valsch is’ op het gebied der kunst. Verwijder het. ‘Slaat dood’ wat het volk zou kunnen verbasteren, wat het Vaderland zou afbreuk doen. Onze leuze blijve steeds: ‘Vlaanderen den Leeuw!’
4. Onze Kringen. De Vriendenkring Limburg heeft een schoon feest gegeven op 4n Juli ter gelegenheid der aanstelling als eerevoorzitter der heeren Dr. Houben en graaf de Renesse. Mej. M. De Veen en R. Suy, de gevierde Vlaamsche kunstenaars, wisten er zich, als naar gewoonte, te onderscheiden. De Vriendenkring Limburg bemoeit zich niet met den Vlaamschen taalstrijd, maar heeft tot doel onderlinge verstandhouding en verdediging van de belangen der Limburgers.
In de Distel las R. Stijns, de gevierde romanschrijver, eenige hoofdstukken uit zijn onuitgegeven roman Bange Uren. Hij bekwam veel bijval. De taal van Stijns is meer en meer verzorgd, zijne natuurbeschrijvingen blijven meesterstukjes, de handeling wordt sober verhaald, met overwegingen en episodes, die aan Dickens doen denken. De ruwe wildstrooper, die zijn wijf, dat hem moedwillig sart, mishandelt, en daarna in de dorpsherberg iedereen uitdaagt is eene figuur, door den schrijver met sterke kleuren gemaald.
De Benoits'-Kring vierde op Zondag 31n Juli zijn vijf-en-twintigjarig bestaan. Een stoet van 32 vereenigingen begeleidde hem naar het stadhuis, waar schepen Lepage hem uit naam van het stedelijk bestuur geluk wenschte en tevens hulde bracht aan meester Benoit, die op het feest aanwezig was. In het lokaal van den kring spraken met veel bijval de heeren Hoste en Benoit.
5. Prijsuitdeelingen. Onze taal verkrijgt op verre na het deel niet, waarop ze recht heeft. Wel wordt in de kostelooze scholen een Nederlandsch koor gezongen, een vers opgezegd, soms een stukje vertoond, maar als