Zoutpansberg of die van Lijdenburg of die van Utrecht. Zelf onbeperkt heer en meester zijn op eigen gebied, dat ging voor den enkeling niet langer; dat had ook de hardnekkigste Boer van de ervaring geleerd. Maar meer van zijn eigendunkelijkheid afstaan dan strikt noodig, dat wildehij niet. Dan ten minste moest de groep zegevieren waartoe hij behoorde, en 't kwam daarbij tot burgeroorlog en tot storting zelfs van bloed. Eindelijk in '64 werd het vrede en allen erkenden Martinus Wessel Pretorius als president van de gemeenschap, en Paul Kruger als legercommandant.
Maar, jaag een mensch met een gaffel zijn natuur uit het lijf, ze sluipt er toch weer in. Eigenrechtigheid prijs geven dat kon de Boer en kan hij nog, als 't nijpt, maar ze zit hem in het bloed en snapt weer binnen, zoodra de kans schoon is. Eenig en ondeelbaar was de republiek nog allesbehalve. Belastingen, nergens teer bemind, waren hem onduldbaar als de teugel het steppenpaard. Zóó leeg was dan ook de schatkist, dat in den eersten dreigenden Kafferoorlog de regeering de vracht voor de noodigste ammunitie letterlijk niet bij elkaar kon krijgen. Armoe was troef bij het gouvernement, niet bij de Boeren. Die kenden geen gebrek te midden van hun onafzienbare kudden, hun bouw- en weiland. Maar de ambtenaren snakten aan het einde der maand vaak vergeefs naar tractement. En te velde baarden geldgebrek en zelfzucht nederlaag en afstand van gebied; 't gemeenschappelijk eergevoel stierf uit.
Toen, op eens, in '71, een daad van algemeene ontevredenheid; 't gold president Pretorius, in de kwestie van grensregeling, bekend onder den naam van Keate-Award. Dominé Burgers werd ingehaald als redder in nood. Maar diens presidentschap, na vluchtige dagen van roem, zakte in; hem hebben de Boeren nooit begrepen, noch hij hen; zij waren van gansch verschillend hout gesneden. Want van bij hun gevoel van onbegrensde persoonlijke vrijheid - erfdeel hunner en onzer voorouders - hebben de Boeren uit de zeventiende eeuw nog een ander erfdeel bewaard, een stijve ortbodoxie die elke afwijking uit den Booze acht. Burgers nu was modern en toen hij zijn volk opriep om land en have te verdedigen tegen Sekoekoeni, het machtig Kafferhoofd, toen was er geen vertronwen in den onrechtzinnigen leidsman, noch op het welgevallen van dien God, in wiens wil en beschikking zij bereid waren vromelijk te berusten. In wilde vlucht ontbond zich de expeditie, ieder naar zijn eigen erf. Vijand in aantocht, burgeroorlog in 't zicht, geen geld, geen leger. Toen viel de Republiek als een rijpe vrucht het gretige Engeland in den schoot; met de zelfstandigheid der Boeren was het gedaan.
***
Dat is twintig jaar geleden. En nu zendt die zelfde Republiek, los weer van elken knellenden band, haar eersten gezant uit, teeken van zelfheid en fiere kracht. Op het Staatsschip is de admiraalsvlag geheschen. En allen die den Nederlandschen stam liefhebben, verheugen zich dat die eerste gezant is Dr. W.J. Leyds. Want in diens eerlijkheid, schranderheid, ernst en werkkracht stellen zij groot vertrouwen.
Wie Leyds is, weet ieder. Wat hij in Transvaal was ook, eerst Staatsprocureur, toen Staatssecretaris. Met welke moeilijkheden hij te kampen heeft gehad bij de weinig opgevoede maar slimme Boerenbevolking, wier eigenaardigheden het leven en doen van een regeeringspersoon zeker niet gemakkelijk maken - dat is ook al genoeg gezegd en anders voldoende te bevroeden. De Transvalers in het dwangbuis te laten loopen van administratief recht en voorschrift, hen te doordringen van de onvermijdelijkheid van een biudend Staatsgezag, dat valt even lastig als krullen zetten in varkenshaar; wie het aandurft, maakt kennis met stug materiaal en mag zich wapenen met geduld en tact, maar vooral met onverzettelijke wilskracht. Welnu, Dr. Leyds is, pas gepromoveerd, als Staatsprocureur in dienst getreden der jonge republiek; hij was nog geen dertig toen hij Staatssecretaris werd, zoo zelfs dat hij als zijnde volgens de wet nog te jong, moest wachten met de aanvaarding. Dat klinkt zoo vanzelf, maar niemand dan hij en zeer enkele ingewijden, kunnen beseffen welke zwaarte van verantwoordelijkheid toen op zijn schouder werd gelegd. Staatssecretaris te zijn, dat is eene waardigheid bekleeden als eertijds in de republiek der Vereenigde Nederlanders, het raadpensionnarisschap; dat is bekleed zijn met een macht die zich kan uitdijen tot een macht en invloed als van Oldenbarneveld en Johan de Witt, een macht wier grenzen de macht raakten van Stadhouder, van Staten en van volk. Leyds zelf heeft het gezegd: ‘de post van Staatssecretaris heeft verschillende moeilijkheden, eerst tegenover het Hoofd van den Staat, dan tegenover de ambtenaren, den Volksraad en het publiek’. Te midden van die branding van belangen, van verzoeken, van eischen vooral, moest hij zonder duizeling, sturen op zijn doel. Hij mocht niet letten op verlokking, op bedreiging; eerlijk, met alle krachtsinspanning, moest hij doen wat hij kon, en hij moest ook, wilde hij zich berekend toonen voor zijne taak, kunnen
wat hij deed. Hij moest, moeilijke kunst, op zijn tijd neen durven antwoorden, dat hachelijke woord, voorbode niet zelden van geraaktheid of erger, van vervolging en haat. Leyds heeft dien durf gehad; hij heeft velen geweigerd wat een gunstbejagend of wankelmoedig man zou hebben toegestaan; maar toen hij zijne waardigheid had neergelegd, en vrienden en vereerders hem te Pretoria een afscheidsmaal aanboden, nu onlangs, in 't laatst van Mei, toen zaten daar onder de besten uit de besten ook velen aan, die meermalen uit zijn mond het neen hadden gehoord. Paul Kruger zelf, 's avonds niet meer uitgaande, had uitdrukkelijk gezegd met hart en ziel bij het huldebetoon aanwezig te zijn. Veertien jaren nu met Paul Kruger te hebben gewerkt, dat is een lange vuurproef geweest voor Leyds' karakter, en als het een vreemde mogelijk is een blik te hebben op beide geheel verscheiden, toch overeenkomstige mannen, dan strekt hun wederzijdsche waardeering beiden tot eer.
Er is dikwijls beweerd: Leyds is niet populair. Het tegendeel is bij zijn vertrek uit Transvaal gebleken. Leyds was het wel, juist omdat de goeden erkenden dat hij zijn plicht heeft gedaan, dat hij een zegenrijk voorbeeld is geweest van rechtvaardigheid zonder aanzien des persoons, dat men hem kon vertrouwen toen hij getuigde dat hij in zijn nieuwe waardigheid verder naar beste krachten de belangen der Republiek zou bevorderen. Zulke populariteit is een hooge roem, want zij is duur; zij is afgedwongen door eene lange reeks van eerbiedwekkende daden. Zij is geworteld ondanks tekortkomingen; want dat hij die heeft gehad en daardoor soms heeft misgetast, Leyds is de eerste om dat zelf te erkennen. Dicht bij tal van vuren zittende, heeft ook hij zich gebrand; de litteekens heeft hij behouden. Maar de wonden zijn gesloten En schamen doet hij zich die lidteekens niet, omdat ze getuigen van moed en doorzettingskracht.
***
Leyds heeft het ver gebracht op nog geen veertig jaar. En wie weet waar bij het nog brengt. Maar men kan gerust zijn; zijne beenen zijn sterk, hij kan de weelde verdragen. Voor burgerlijken trots staat hij als mensch te hoog. Misschien zelfs is niet eens zijn maatschappelijke hoogheid de bron van zijn grootste geluk; die is hij zich kalm bewust. Hem geeft de heerlijkste genieting - ik spreek niet van vrouw en kinderen - de openbaring der kunst in al haar vormen. Muziek is onder de Muzen zijn meest gebenedijde. Zij is zijn troosteres geweest in zorgen, hare hand heeft vaak het doomige weggevaagd van zijn voorhoofd. Zijn kwartet, met eenige vertrouwden, in Pretoria, was des Zaterdags 's avonds zijn eenige wekelijksche uitspanning; daar ontbrak hij nooit. En hij speelde wat te kort kwam, viool of alt of violoncel, zelfs de bas, als de nood het water tot de lippen joeg.
De kunst in al hare openbaringen, het schoone in al zijn gestalten, is Leyds een heerlijkheid. En het zal hem een groot gemis zijn geweest in het land dat hij lief had en nu heeft verlaten, dat daar de kunst nog zoo weinig wordt gediend.
Dat hij in Europa niet alleen werke tot heil van zijn Republiek, maar ook het levensgeluk vinde dat harden arbeid en groote zorgen met opgewektheid doet dragen.
Wij ook, wij heeten Dr. Leyds als gezant van de Transvaal, in Europa, van harte welkom.