Het Nederlandsch officiëele Taal in België.
Het wetsvoorstel De Vriendt-Coremans, waarbij het Nederlandsch verheven werd tot den rang van tweede officiëele taal in België en door de Kamer van Volksvertegenwoordigers in 1896 aangenomen, doch door den Senaat den 5 Februari 1897 verminkt terug naar de Kamer gezonden, is eindelijk weer in bespreking gekomen, nadat we een oogenblik hadden moeten vreezen, dat die bespreking weer zou verdaagd worden. De Heer De Vriendt heeft het wetsvoorstel verdedigd in een belangrijke redevoering, waarin hij er zich vooral op toelegt de drogredenen te ontzenuwen in den Senaat tegen de wet aangevoerd door Senator Tournay-Detilleux, den heftigen bestrijder van de Vlaamsche eischen. Na hem heeft de socialistische leider Van der Velde een zeer belangrijke redevoering uitgesproken, die bewijst dat hij volkomen goed de beteekenis van de Vlaamsche Beweging tot heropbeuring van het Vlaamsche Volk begrijpt. Het is lang geleden, dat over de Vlaamsche Beweging met zulk een breede opvatting in de Kamer werd gesproken. We moeten haast daarvoor teruggaan tot den tijd waarin Baron de Maere daar zijn magistrale redevoering over de strekking van de Vlaamsche Beweging uitsprak. De wet vond nog verdedigers in den Heer Colaert, afgevaardigde voor Ieperen en Anseele, socialistisch afgevaardigde voor Luik, die zich zeer krachtdadig uitdrukte: niet een vertaling, maar een officiëele, rechtsgeldige wetstekst kon de Vlamingen bevredigen; volledige gelijkheid moest er zijn tusschen Vlamingen en Walen. De twee socialistische afgevaardigden hebben niet nagelaten er op te wijzen, dat de taalstrijd in den grond een klassenstrijd is; de strijd van het volk, dat aan zijn taal vasthoudt tegen de hoogere standen, die ze hebben losgelaten om de voorkeur aan een vreemde te geven. Wat de volksvertegenwoordigers uit de hoogere standen daartegen mogen aanvoeren, in den grond is dat zoo. Die volksvertegenwoordigers, waaronder enkelen het oprecht goed meenen, mogen in de Kamer al
een redevoering ten gunste van de Vlaamsche taalrechten uitspreken, het Fransch is hun omgangstaal en die van de kringen, waarin ze zich bewegen en in die kringen wordt de volkomenste minachting aan den dag gelegd voor de volkstaal, die er ook onbekend is, zoodat het Vlaamsche Volk wel werkelijk ingedeeld is in een Vlaamschsprekende klas en een weinig talrijke Franschsprekende klas, die evenwel als begoede klas in geestelijke outwikkeling hooger staat en in 't bezit is van alle gewichtige ambten, waardoor de verfransching bestendigd blijft. De tijd is dat alles aan 't veranderen. Verstandig zijn diegenen onder de begoede klassen, die op de teekenen van den tijd willen letten en met hem meegaan.
De wet vond bestrijding bij den Heer Jeanne, vooruitstrevend vertegenwoordiger voor Luik, die voor den dag kwam met de oudbakken en tot op den draad versleten tegenwerpingen, waaraan we vanwege franskiljons van 't slag Tournay-Detilleux gewoon zijn. O.a. dit, dat het Nederlandsch voor de Vlamingen een vreemde taal is; een burgemeester van een Vlaamsch dorp had hem gezegd, dat hij den Heer De Vriendt niet zou verstaan indien deze Nederlandsch tot hem sprak!!! Is het niet bedroevend zooveel onkunde aan den dag te zien leggen in het Belgisch Parlement! Wij, propagandisten van den Gentschen Tak van het A.N.V., die in 33 volksvergaderingen op kleine en groote Vlaamsche gemeenten ons volk hebben toegesproken in 't Nederlandsch, hetzelfde Nederlandsch als dat wat we hier schrijven, wenschten wel dat die Luiker Waal ons op onzen tocht door Vlaanderen kon vergezellen. Hij zou er zich dan rekenschap van geven hoe het Nederlandsch voor ons volk een vreemde taal is! En die zelfde Heer, vroeg zeer ernstig, als men een officiëelen wetstekst in het Vlaamsch wou, in welk Vlaamsch men dien dan wel zou vervatten! Dus dat die Belgische volksvertegenwoordiger niet weet dat het voertuig van onze letterkunde het algemeene, eenvormige Nederlandsch is! Wellicht beeldt hij zich in, dat het bij ons gaat zooals in 't Walenland, waar Tati l' Perriqui om te Namen vertoond te worden van 't Lnikerwaalsch iu 't Namensch moet overgezet worden. Die Belgische volksvertegenwoordiger weet dan niet, dat we dagbladen hebben als het Laatste Nieuws b.v. dat in 55,000 nrs iederen dag in alle Vlaamsche steden en dorpen van Nieuwpoort tot Maeseick gelezen wordt. Hoe zou dat dan mogelijk zijn indien de Vlamingen geen algemeene, eenvormige schrijftaal hadden? Maar daarvan is een Belgisch volksvertegenwoordiger, die in de Kamer zit om algemeene Belgische belangen te behartigen, niet op de hoogte! Moet dat niet een hoogen druk
geven van de knapheid van die Heeren! Nog werd de wet bestreden door Baron Suoy wegens de rechtsverwikkelingen, waartoe het stemmen over den Nederlandschen tekst zou aanleiding geven. Lorand, volksvertegenwoordiger voor Virton, die steeds een vriend van de Vlamingen geweest is, sprak ten gunste van de wet, maar stelde terzelfdertijd met de Heeren graaf Van Limburg Stirum, Heynen, Malempré, Dauvister een wijziging voor, die de voordeelen van de wet ook zou uitstrekken tot de 50,000 Duitschsprekende Belgen van Aarlen en 't omliggende.
De Heer Begerem, Minister van justicie, neemt ook het woord over het wetsvoorstel; het ontwerp is het logisch gevolg van het grondbeginsel, dat alle burgers de wet moeten kennen. De Minister zal de verdediging van het voorstel evenwel niet meer hervatten; hij verwijst daaromtrent naar hetgeen hij vroeger in de Kamer en in den Senaat gezegd heeft. Hij zal alleen stilstaan bij het geschil dat nu opgerezen is tusschen de Kamer en den Senaat en de wijzigingen voorgesteld door de commissie. De eerste stemming van de Kamer is de vrucht geweest van rijpe overweging. In den Senaat daarentegen is het op 't laatst oogenblik, dat de wijziging van Lejeune werd voorgesteld en voetstoots aangenomen. Die wijzizing ontzenuwt het ontwerp en bekrachtigt een toestand, die op de ongelijkheid van de twee Belgische rassen berust. Hij noodigt daarom de Kamer uit om het wetsvoorstel ongeschonden aan te nemen.
De Heeren Woeste en Vanderlinden verdedigen eveneens de wet, terwijl de Heer de Montpellier de door hem voorgestelde wijzigingen verdedigt. De eerste is dat wanneer niemand lezing vraagt van den Nederlandschen tekst, de lezing van den Franschen zal volstaan. 2o de betwistingen over de verschillen tusschen de twee teksten zullen door den wetgever beslecht worden en als er twijfel bestaat, zal de Fransche tekst gelden.
De bespreking duurt voort. We hebben het verschijnen van het Maart-nr vertraagt om er zooveel te kunnen over mededeelen. Naar alles zich laat aanzien zal het wetsvoorstel door de Kamer aangenomen worden zooals de eerste maal.