rampen over geheel Zuid-Afrika gebracht zouden hebben...’
Met zoo'n lof uit den mond van een vijand, van wien men anders niet zeggen kan, dat hij een open oog heeft voor het goede in zijn tegenstanders, mag Kruger tevreê zijn.
Toen we zeiden dat Paul Kruger in merg en been een man is van ons volk, bedoelden we niet dat hij alle karaktertrekken van de Nederlanders in zich vereenigt, dat hij een typische Nederlander is. Dat is volstrekt niet het geval: veel van hetgeen aan ons volk eigen is, vinden we in hem niet terug. Natuurlijk ook: de ontwikkeling van het ras, de omstandigheden zijn zoo heel anders geweest, hier en ginds.
In zijn uiterlijk echter is de Staatspresident der Zuidafrikaansche Republiek een Hollander van den ouden stempel:
‘Een zwaargebouwd, oudachtig man, wiens bewegingen de buitengewone lichaamskracht aanduiden, die hij vroeger bezeten heeft; een krachtig, hoekig gelaat, met ruwe trekken; ernstige, haast droevige, deffe oogen, die hij gewoonlijk half gesloten houdt als in gepeins, maar die zich plotseling kunnen opensperren en zich op u richten met een doordringen blik; gladgeschoren, op een dunnen witten ringbaard na, die zijn ijzersterke kaak omkranst; lang, sluik, grof haar, sterk grijzend, recht afgesneden in den nek - zoo vertoont zich de President, als hij langzaam oprijst om den vreemdeling te begroeten, die hem komt opzoeken in de presidentswoning te Pretoria. Staatsman, krijgsman en boer tegelijk, leeft hij op patriarchale wijze in den kring van zijn groot gezin, en als er geen soldaat van de Staats-artillerie op wacht stond voor de deur, zou men de residentie van den Staatspresident in niets kunnen onderscheiden van de woning van een der andere gezeten burgers van de Transvaal.’ - Dit pennekrasje van president Kruger's persoon is een paar jaar geleden gemaakt.
Evenals Gladstone mist hij een stuk van een vinger. Zijn duim werd verbrijzeld terwijl hij eens, als jongen, uit jagen was. De knaap trok zijn zakmes en sneed zich het vingerlid af, zonder hulp, zonder verdoovingsmiddelen. Die Boeren zijn grootgebracht in een harde leerschool, en men wordt niet kleinzeerig als men op zijn tiende jaar deelneemt aan een ‘grooten trek’ in Zuid-Afrika. Kruger, die het levenslicht zag in het district Colesberg (Kaap-Kolonie), op den 21 October 1825, trok in 1836, met zijn vader Caspar, naar het tegenwoordige Natal. In het volgende jaar volgde hij het commando dat de impi's van Dingaan, den Kafferhoofdman, die zulk een schandalig verraad gepleegd had tegen de Boeren, versloeg. Reeds als knaap leerde hij het slagveld kennen, en dus ook het hanteeren van het geweer.
Van onderwijs kon natuurlijk niet veel komen, in zulke omstandigheden. De jonge Boeren leerden het leven, maar aan boekengeleerdheid bleven zij vreemd. Engelschen hebben Kruger schamper verweten dat hij ter nauwernood zijn naam kan zetten. Dat is overdreven; maar wat zou 't, al was het zoo? Diezelfde Engelschen hebben toch de macht van zijn geest tot hun nadeel moeten ondervinden!
Eén boek leerde men kennen, en goed: den Bijbel. Het heilige boek heeft de Boeren niet alleen vroomheid en levenswijsheid gegeven, het heeft hen ook behoed voor verwildering. Want zelfs toen de jonge Kruger uit Natal naar de overzijde van de Vaal getrokken was (1839) - de President is ouder dan zijn land; van een Transvaalschen Staat kan men eerst spreken omstreeks 1850 - ook toen dacht men nog weinig aan het bouwen van scholen: eerst moest het land op de wilde beesten en de wilde menschen veroverd worden.
Kruger heeft pas vrij laat aan de staatkundige zaken van 't land deelgenomen, maar hij heeft zich al vroeg onderscheiden als krijgsman. Uitnemend scherpschutter - de eerste van alle deugden, daar, - sterk en gehard, werd hij reeds in 1843 tot veldkornet benoemd, in 1848 werd hij commandant, in 1852, op 27-jarigen leeftijd dus, luitenant-generaal; van 1862 tot 1874 is hij commandant-generaal geweest. De wereld echter kent Kruger niet als legeraanvoerder, zooals Joubert, Smit, Cronjé, maar als Staatsman, en zijn groote hoedanigheden als Staatsman zijn inderdaad die, welke eerst op lateren leeftijd tot hun volle ontwikkeling plegen te komen, en waarbij schoolsche geleerdheid (men vergete overigens niet dat Kruger mannen als Jorissen en Leyds naast zich gehad heeft!) minder onontbeerlijk zijn dan gezond verstand, natuurlijke scherpzinnigheid, koelbloedigheid en vastheid van karakter.
Kruger is niet zoozeer door den wil van zijn volk, als door den drang van de omstandigheden naar voren geschoven. Hij heeft altijd velen tegen zich gehad. Zijn karakter en opvattingen waren zelfs voor velen van zijn Transvaalsche medeburgers vaak te stug, te onhandelbaar, te beperkt.
Kruger is, zooals men weet, de vertegenwoordiger van de Dopper-partij, en al vormt die de kern van het volk der Transvalers, er heeft altijd eene vrijzinniger partij tegenover gestaan. Daar komt bij, dat Kruger zich lang op den achtergrond heeft gehouden Nog van 1876 sprekend, schrijft Dr. Jorissen in zijn Herinneringen: ‘Niemand kon destijds in hem - Kruger - den man vermoeden, dien wij later hebben leeren kennen. Dr. Jorissen aarzelt niet, het geringe verzet dat bij een deel der Transvalers in 1877 bestond, tegen de aanhechting van het land bij de Engelsche koloniën, aan deze overweging toe te schrijven: ‘Liever dan de kandidatuur van Kruger te zien slagen, willen wij geannexeerd worden.’
‘De heer Paul Kruger was, en is,’ zegt Dr. Jorissen, ‘een man van diepe religieusiteit, en wat vanzelf spreekt bij iemand, wien elke wetenschappelijke Europeesche opvoeding ontbreekt, voor wien de Bijbel de eenige bron is, èn van kennis, èn van godsdienstige begrippen, ongeveer van dezelfde levensbeschouwing als die der protestanten uit de dagen der 16e eeuw aankleefde.’ En dan vertelt hij het volgende voorval;
‘Wij waren te zamen op reis naar Europa; toevallig en tegen zijne gewoonte, laat in den avond, was Kruger nog boven op het dek van de Dunrobbin Castle. De verblindend schoone sterrenhemel, bijna in elken rimpel der zacht bewogen zee weertintelend, voerde den heer Bok en mij als vanzelf tot eene wisseling van gedachten over het groote systeem der wereld, zoo aangrijpend haar koepel boven ons welvend. Ik gaf wat ik wist, en wij vormden het heelal van de kleine stof of gasdeeltjes in zonnen, die hare planeten van zich afstootten en in eeuwigen wentelkring om zichzelven medesleepten, in het eindelooze ruim. Ons gesprek was opgewekt en ernstig geweest. Kruger had er geen deel aan genomen; ih had niet eens opgemerkt dat hij er naar geluisterd had. Op eens viel hij mij in de rede en zei: “Hou op, Dr. Jorissen, als gij gelijk hebt dan kan ik mijn bijbel wel over boord gooien.”
Zijn helder doorzicht gaf hem in een oogenblik het inzicht, waar de kloof gaapt tusschen Oud en Nieuw.’
Dit heldere doorzicht is overal gebleken waar Paul Kruger, bekrompen en bevooroordeeld wellicht in het kleine, zich met groote dingen te bemoeien had. In zaken van Staat ziet hij even scherp als ver. Zoo is hij de aangewezen leider geworden van zijn kleine volk in dagen van strijd tegen de overmacht. Ook wie 't minst zich aangetrokken voelde tot zijn maatschappelijke en godsdienstige opvattingen, heeft gereedelijk moeten toegeven dat Paul Kruger het eenig denkbare Staatsopperhoofd was, zoodra het er op aankwam, van de Transvaal, die vóór '77 nog maar een land was, een Vaderland te maken. Vrijheid en vaderlandsliefde zijn zulke eenvoudig oorspronkelijke begrippen, dat ze het best gevat, het volledigst verpersoonlijkt worden door ruw-krachtige, oorspronkelijke naturen.
Toen kwamen de bange maar grootsche tijden van de bijeenkomst op Luipaardsvlei (16 December 1879), en den slag op den Amajuba (27 Februari 1881). Den 10 December 1880 zeide Kruger te Paardekraal met welsprekenden eenvond: ‘Mijnheer Jorissen, het is klaar.’ Kruger was 't, die, volgens den schrijver der Herinneringen, op de bijeenkomst te Heidelberg - toen daags te voren de oorlog uitgebroken was, en het er op aankwam de Engelschen in de Natalsche bergpas tegen te houden, tegen Joubert in dien zin besliste. De steun, dien hij toen aan Jorissen gaf, heeft de Transvalers de overwinning en de onafhankelijkheid bezorgd.
Hoe hij die onafhankelijkheid, nu twee jaar geleden, heeft weten te bewaren - het zou haast een heleediging zijn voor onze lezers, hier nog in korte trekken er aan te herinneren. Geen Nederlander, dien naam waardig, kan dat vergeten zijn.
Wij hebben zooeven aangehaald wat een groot, hem zeer vijandig, Engelsch blad zeide van Kruger's Staatsmansschap in zóó hachelijke omstandigheden als het voorjaar van 1896 over de onafhankelijke Nederlandsche Republiek van Zuid-Afrika gebracht had. Maar wat de tegenstander natuurlijk niet zoo in Kruger waardeeren kan als wij, dat is de grootheid van ziel, die uit Kruger's handelingen sprak. Kruger en Chamberlain zaten toen aan het schaakbord, en de heele beschaafde wereld keek er naar. Wij, Nederlanders, verbeidden iederen zet, dien de telegraaf ons overbracht, met ademlooze belangstelling. En onze bewondering, onze eerbiedige vereering voor president Kruger ging dan telkens, telkens meer, met een schok in de hoogte.
Kruger heeft toen méér gedaan dan het redden van de onafhankelijkheid van zijn land: hij heeft alle weldenkenden eerbied afgedwongen voor de menschen, die aan het hoofd staan van dat land.
Niet dat zijn bestuur zonder fouten is. Men verwijt hem dat hij te licht het oor leent aan mannen, die zich van zijn invloed bedienen enkel om hun zakken te vullen; dat hij niet den organiseerenden geest heeft, vooral niet den blik in financiëele zaken, die het hoofd van de Zuidafrikaansche Republiek op dit oogenblik zoo bitter noodig heeft.
Maar men kan niet van iemand verlangen dat hij tegelijk den eersten en den tweeden prijs wint. 't Is nog pas gebleken, nu al tweemaal hinnen vijftien jaar, dat de Z.A. Republiek vóór alles behoefte heeft aan een Staatsman, een man van gezag, een man die allen in den band houdt. Niemand is daar zóó voor aangewezen als Paul Kruger. En dat zijn volk er ook zoo over denkt, bewijst de overweldigende meerderheid, waarmede hij in deze maand voor de vierde maal tot Staatspresident gekozen is. De Transvalers voelen, dat zij hem nog niet kunnen missen: vooral misschien omdat zij zich bewust zijn van hun grootste fout, gevaarlijker dan de buitenlandsche vijand. Als zij het ‘Eendracht maakt Macht’ tot hun wapenspreuk gekozen hebben om telkens herinnerd te worden aan die gulden spreuk van hun (en onze) vaderen, dan hebben zij daar heel verstandig aan gedaan.
Menschen als Kruger zijn niet altijd gemakkelijk in den omgang. Voor veel zijn zij ontoegankelijk. Men zou echter hoogst verkeerd doen te meenen dat hij bij voorkeur reactionnaire maatregelen neemt. Dr. Hendrik P.N. Muller zegt in zijn bekende levensschets van Oom Paul (In de Mannen van Beteekenis), waar hij toch de fouten van Kruger's bestuur ook niet verbloemt: ‘Kruger's bestuur is inderdaad Transvaal ten zegen geweest... Een der eerste Staatsdienaren der republiek, een man van onbetwiste politieke ervaring, verhaalde onlangs dat hij in den aanvang somtijs Kruger's instructies verkeerd achtte en er zijn stem tegen liet hooren, doch dat de ondervinding Kruger steeds in het gelijk heeft gesteld, zoodat hij nu altijd eenvoudig diens bevelen uitvoert en daardoor geregeld slaagt.’ Dit moge